Na het installeren volgt de instelling van diverse opties.
Een optie kan worden ingesteld door opnieuw naar de
instellingenopties te gaan voordat de nieuwe FreeBSD-installatie
wordt gestart of door na de installatie
sysinstall
te gebruiken en te kiezen voor
.
Als al eerder PPP is ingesteld voor een FTP-installatie verschijnt het volgende scherm niet en kan dit onderdeel worden geïnstalleerd zoals eerder beschreven.
Gedetailleerde informatie over lokale netwerken (LAN's) en het instellen van FreeBSD als een gateway of router staat in het hoofdstuk Netwerken voor Gevorderden.
Kies Enter om een netwerkapparaat in te stellen. Kies anders om verder te gaan.
en druk opKies de in te stellen interface met de pijltjestoetsen en druk op Enter.
In dit gesloten lokale netwerk was het huidige type Internet protocol (IPv4) toereikend en dus werd Enter verder gegaan worden.
geselecteerd met de pijltjestoetsen en kon metAls er verbinding is met een bestaand IPv6 netwerk met een RA server, kies dan Enter. Zoeken naar RA servers duurt een paar seconden.
en druk opKies Enter als DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) niet nodig is.
met de pijltjestoetsen en druk opdhclient op en als het goed gaat stelt het netwerk zichzelf in. In Paragraaf 29.5, “Automatisch netwerk instellen (DHCP)” staat meer informatie.
kiezen startHet volgende scherm met netwerkinstellingen toont de instellingen van een Ethernetapparaat van een systeem dat als gateway voor een lokaal netwerk functioneert.
Met Tab kunnen de velden geselecteerd worden waarna de juiste informatie ingevuld kan worden:
De “fully-qualified hostname”, in dit
geval k6-2.example.com
.
De naam van het domein waar toe de machine behoort,
in dit geval example.com
.
Het IP-adres van de host die pakketjes doorstuurt naar niet-lokale bestemmingen. Dit moet ingesteld worden als een machine een onderdeel is van netwerk. Laat dit veld leeg als de machine de gateway is naar het Internet voor het netwerk. De IPv4 Gateway staat ook bekend onder de naam default gateway of default route.
Het IP-adres van de lokale DNS server. Er is op dit
gesloten lokale netwerk geen DNS server, dus wordt het
IP-adres van de DNS server van de provider gebruikt
(208.163.10.2
).
Het IP-adres dat gebruikt moet worden voor deze
interface (192.168.0.1
).
Het adresblok dat gebruikt wordt door het lokale
netwerk is 192.168.0.0
- 192.168.255.255
met netmasker
255.255.255.0
.
Elke interface-specifieke optie voor
ifconfig
die toegevoegd moet worden. In
dit geval waren er geen.
Gebruik Tab om te selecteren als de instellingen gereed zijn en druk op Enter.
Het kiezen van Enter maakt een machine onderdeel van een netwerk en daarna is hij klaar voor gebruik. Dit heeft echter nog weinig zin, omdat de machine nog opnieuw opgestart moet worden.
en het drukken opAls de machine gateway voor een lokaal netwerk is en pakketjes doorstuurt naar andere machines kies dan Enter. Als de machine alleen host op een netwerk is, kies dan en druk op Enter om verder te gaan.
en druk opDoor het selecteren van telnetd niet aangezet. Dat betekent dat gebruikers op afstand niet met telnet bij de machine kunnen. Lokale gebruikers kunnen wel met telnet naar andere machines.
worden diverse diensten alsDeze diensten kunnen na de installatie worden aangezet door
/etc/inetd.conf
te wijzigen met een editor
naar keuze. In Paragraaf 29.2.1, “Overzicht” staat
meer informatie.
Selecteer
om deze diensten in te stellen tijdens de installatie. Er wordt een extra bevestiging getoond:Selecteer
om verder te gaan.Het selecteren van #
aan het begin
van een regel te verwijderen.
Druk na het toevoegen van de gewenste diensten, op Esc om het menu te krijgen waarin de wijzigingen opgeslagen kunnen worden en de editor verlaten kan worden.
Het kiezen van sshd(8) aanzetten, het daemon-programma voor OpenSSH. Dit zal beveiligde toegang op afstand tot uw machine toestaan. Zie voor meer informatie over OpenSSH Paragraaf 15.10, “OpenSSH”.
zalHet selecteren van de standaardwaarde Enter stelt gebruikers met toegang en een wachtwoord nog steeds in staat om de machine via FTP te benaderen.
en het drukken opAls anonieme FTP wordt toegestaan kan iedereen de machine met FTP benaderen. De gevolgen voor de veiligheid van de machine moeten overwogen worden voordat deze optie wordt ingeschakeld. Meer informatie over beveiliging staat in Hoofdstuk 15, Beveiliging.
Selecteer met de pijltjestoetsen Enter. Een aanvullende bevestiging zal verschijnen:
om anonieme FTP toe te staan en druk opDit bericht informeert u dat de FTP-dienst ook in
/etc/inetd.conf
aangezet moet worden als
u anonieme FTP-verbindingen wilt toestaan, zie Paragraaf 2.10.3, “Internetdiensten instellen”. Kies en druk op
Enter om verder te gaan; het volgende scherm
zal verschijnen:
Gebruik Tab om de informatievelden te selecteren en de juiste informatie in te vullen:
De gebruikers-ID die u aan de anonieme FTP-gebruiker wilt toekennen. Alle geuploade bestanden zullen eigendom zijn van deze ID.
In welke groep de anonieme FTP-gebruiker dient te zitten.
Een string die deze gebruiker in
/etc/passwd
beschrijft.
Waar de bestanden beschikbaar voor anonieme FTP worden bewaard.
Waar bestanden geupload door anonieme FTP-gebruikers naar toe gaan.
De startmap voor FTP wordt standaard ingesteld op
/var
. Als daar niet genoeg ruimte is
voor de geschatte FTP-wensen dan kan
/usr
gebruikt worden door de waarde FTP
root directory op /usr/ftp
in te
stellen.
Druk op Enter om verder te gaan als de instellingen gemaakt zijn.
Na het kiezen van Enter drukken opent zich een editor waarin het welkomstbericht bewerkt kan worden.
en opDe bovenstaande editor is ee
. Volg de
instructies om het bericht te wijzigen of wijzig het bericht
later door gebruik te maken van een editor naar keuze. Let
op de bestandsnaam en lokatie onderaan het scherm van de
editor.
Druk op Esc en een pop-up menu verschijnt met als standaardoptie . Druk op Enter om de editor te verlaten en verder te gaan. Druk nog een keer op Enter om de eventuele wijzigingen te bewaren.
Network File System (NFS) maakt het mogelijk bestanden te delen over een netwerk. Een machine kan worden ingesteld als server, client of beide. In Paragraaf 29.3, “Netwerkbestandssysteem (NFS)” staat meer informatie.
Kies Enter.
als er geen noodzaak is voor een Network File System server en druk opNa het kiezen van exports
moet
worden gemaakt.
Druk op Enter om verder te gaan. Een
editor start om exports
te maken en te
bewerken.
Volg de instructies om een te exporteren bestandssysteem toe te voegen of doe het later met een editor naar keuze. Let op de bestandsnaam en lokatie onderaan het scherm van de editor.
Druk op Esc en een pop-up menu verschijnt met als standaardoptie . Druk op Enter om de editor te verlaten en verder te gaan.
Er is een aantal opties beschikbaar om de systeemconsole in aan te passen.
Om de opties te bekijken en in te stellen, kies Enter.
en druk opEen gebruikelijke optie is de schermbeveiliging. Gebruik de pijltjestoetsen om Enter.
te selecteren en druk opKies met de pijltjestoetsen de gewenste schermbeveiliging en druk op Enter. Het instellingenmenu System Console verschijnt weer.
De standaard activeringstijd is 300 seconden. Kies voor het wijzigen van de activeringstijd weer Enter. Een pop-up verschijnt:
. Kies in het optiemenu Screen Saver met de pijltjestoetsen en druk opWijzig de waarde, selecteer Enter om terug te gaan naar het instellingenmenu System Console.
en druk opMet het selecteren van Enter kan verdergegaan worden met de andere instellingen.
en drukken opHet instellen van de tijdzone van een machine maakt het mogelijk om automatisch correcties door te voeren voor regionale tijdswijzigingen en het juist uitvoeren van andere tijdzone-afhankelijke functies.
Het voorbeeld toont een machine die staat in de oostelijke tijdzone van de Verenigde Staten. De keuze voor een specifiek systeem hangt af van de geografische locatie.
Selecteer Enter om de tijdzone in te stellen.
en druk opKies Enter.
of afhankelijk van de instellingen van de klok van de machine en druk opKies met de pijltjestoetsen de juiste regio en druk op Enter.
Kies met de pijltjestoetsen het juiste land en druk op Enter.
Kies met de pijltjestoetsen de juiste tijdzone en druk op Enter.
Bevestig dat de afkorting van de tijdzone juist is. Als die er goed uit ziet, druk dan op Enter om verder te gaan met de overige instellingen.
Dit gedeelte is alleen van toepassing op installaties van
FreeBSD 7.X
, als u
FreeBSD 8.X
installeert wordt dit scherm
niet getoond.
Selecteer Enter als de mogelijkheid om Linux software te draaien op FreeBSD geactiveerd moet worden. Deze optie installeert de voor Linux compatibiliteit benodigde pakketten.
en druk opAls via FTP wordt geïnstalleerd, dan moet de machine verbonden zijn met Internet. Soms heeft een FTP-site niet alle distributies, zoals de Linux comptabiliteit, beschikbaar. Zonodig kan deze ook later geïnstalleerd worden.
Deze optie geeft de mogelijkheid om tekst te kopiëren en te plakken in de console en programma's met een 3-knops muis. Als een 2-knops muis wordt gebruikt, ga dan naar de hulppagina moused(8) na de installatie voor de details over het emuleren van een 3-knops muis. Dit voorbeeld toont een niet-USB muisinstelling (zoals een PS/2 of seriële poort muis):
Selecteer Enter.
voor een PS/2-, seriële of busmuis of voor een USB-muis en druk opGebruik de pijltjestoetsen om Enter.
te selecteren en druk opDe muis in dit voorbeeld is een PS/2-muis, dus de standaardoptie Enter om dit menu te verlaten.
was van toepassing. Selecteer met de pijltjestoetsen een andere optie om het protocol te wijzigen. Zorg ervoor dat geselecteerd is en druk opGebruik de pijltjestoetsen om Enter.
te selecteren en druk opDit systeem heeft een PS/2 muis, dus de standaardoptie Enter om de poort te wijzigen.
was van toepassing. Gebruik de pijltjestoetsen en druk opGebruik tenslotte de pijltjestoetsen om Enter om de muisdaemon aan te zetten en te testen.
te selecteren en druk opBeweeg de muis over het scherm en controleer of de cursor op de juiste manier reageert. Als dat in orde is, selecteer dan Enter. Als het niet goed gaat, dan is de muis niet goed ingesteld. Kies dan en probeer het met andere instellingen.
en druk opKies met de pijltjestoetsen Enter om terug te gaan naar het instellingenmenu.
en druk opPakketten zijn voorgebouwde binaire bestanden en zijn een gemakkelijke manier om software te installeren.
De installatie van één pakket wordt als
voorbeeld getoond. Er kunnen nog meer pakketten
geïnstalleerd worden als dat wenselijk is. Na de
installatie kan sysinstall
gebruikt worden om
extra pakketten te installeren.
Na het kiezen van Enter verschijnt het menu pakketkeuze:
en drukken opAlleen pakketten die aanwezig zijn op het huidige installatiemedium zijn beschikbaar voor installatie op dat moment.
Alle beschikbare pakketten worden getoond na het selecteren van Enter.
, maar er kan ook een bepaalde categorie geselecteerd worden. De categorie kan gekozen worden met de pijltjestoetsen en door te bevestigen metDan wordt een menu getoond met alle beschikbare pakketten binnen de gemaakte selectie:
De shell bash is geselecteerd. Er kunnen zoveel pakketten als wenselijk gekozen worden door ze te selecteren en op de spatiebalk te drukken. Een korte beschrijving van elk pakket verschijnt in de linker benedenhoek van het scherm.
Door te drukken op Tab wordt gewisseld tussen het laatst geselecteerde pakket, en .
Druk na het selecteren van pakketten voor installatie één keer op Tab om naar te gaan en druk op Enter om terug te gaan naar het menu pakketkeuze.
De linker- en rechterpijltjestoets wisselen eveneens tussen Enter te drukken om terug te gaan naar het menu pakketkeuze.
en . Die manier kan ook gebruikt worden om te kiezen en opGebruik Tab en de pijltjestoetsen om te selecteren en druk op Enter. Daarna moet de pakketinstallatie bevestigd worden:
Het selecteren van Enter start de installatie. Er worden installatieberichten getoond tot alle installaties zijn afgerond. Maak een notitie van eventuele foutmeldingen.
en drukken opNa het installeren van pakketten gaat het maken van de laatste instellingen verder. Als er geen pakketten geselecteerd zijn kan om terug te gaan naar het menu toch
gekozen worden.Er moet minstens één gebruiker toegevoegd
worden tijdens de installatie, zodat het systeem gebruikt kan
worden zonder als root
aan te hoeven
melden. De rootpartitie is in het algemeen klein en het
draaien van programma's als root
kan de
schijfruimte snel vullen. Een groter gevaar wordt hieronder
aangegeven:
Kies Enter om verder te gaan met het toevoegen van een gebruiker.
en druk opSelecteer Enter.
met de pijltjestoetsen en druk opDe volgende beschrijvingen verschijnen in het onderste deel van het scherm als opties zijn geselecteerd met Tab en kunnen behulpzaam zijn bij het invullen van de benodigde informatie:
De aanmeldnaam van de nieuwe gebruiker (verplicht).
Het numerieke ID van de gebruiker (laat leeg voor automatische toewijzing).
De naam van de aanmeldgroep van de gebruiker (laat leeg voor automatische keuze).
Het wachtwoord voor de gebruiker (vul dit zorgvuldig in!).
De volledige naam van de gebruiker (commentaar).
De groepen waar de gebruiker in zit (waar hij toegangsrechten voor krijgt).
De locatie van de thuismap van de gebruiker (laat leeg voor de standaardwaarde).
De aanmeldshell voor de gebruiker (laat leeg voor de
standaardwaarde, zoals
/bin/sh
).
De aanmeldshell is hier veranderd van
/bin/sh
in
/usr/local/bin/bash
om de shell
bash te gebruiken die eerder is
geïnstalleerd als pakket. Probeer geen shell op te geven
die niet bestaat, want dan kan niet aangemeld worden. De meest
gebruikte shell in de BSD-wereld is de C shell, die aangegeven
kan worden als /bin/tcsh
.
De gebruiker is ook toegevoegd aan de groep
wheel
om het mogelijk te maken superuser
te worden met root
-rechten.
Druk op User and Group Management
terug te
gaan:
Op dit moment kunnen ook groepen worden toegevoegd als de
specifieke behoeften bekend zijn. Dit kan ook door
sysinstall
(/stand/sysinstall
in FreeBSD versies ouder dan
5.2) na de installatie te gebruiken.
Kies na het toevoegen van gebruikers Enter om verder te gaan met de installatie.
met de pijltjestoetsen en druk opDruk op Enter om het
root
wachtwoord in te stellen.
Het wachtwoord moet twee keer gelijk ingegeven worden. Het is vast overbodig om op te merken dat het belangrijk is zorg te dragen voor een manier om het wachtwoord terug te vinden in het geval het wordt vergeten. Tijdens de ingave van het wachtwoord wordt dit niet weergegeven en er worden ook geen sterretjes getoond.
De installatie gaat verder als het wachtwoord succesvol is ingevoerd.
Als het nodig is om extra netwerkapparaten toe te voegen of
andere instellingen te maken, dan kan dat nu of later met
sysinstall
.
Selecteer Enter om terug te gaan naar het menu Main Installation.
met de pijltjestoetsen en druk opSelecteer Enter. Er wordt om bevestiging gevraagd:
met de pijltjestoetsen en druk opSelecteer
. Als u van het CD-ROM-station opstart zal de volgende boodschap u eraan herinneren de schijf te verwijderen:Het CD-ROM-station is geblokkeerd totdat de machine opnieuw wordt opgestart, dan kan de schijf snel uit het station worden gehaald. Druk op
om opnieuw op te starten.Het systeem start op, dus let op eventuele foutberichten die getoond worden, zie Paragraaf 2.10.16, “FreeBSD opstarten” voor meer details.
Het instellen van netwerkdiensten kan afschrikwekkend zijn voor nieuwe gebruikers zonder (voldoende) voorkennis op dit gebied. Netwerken, inclusief Internet, is van levensbelang voor alle moderne besturingssystemen, inclusief FreeBSD. Als gevolg daarvan is het handig enig begrip te hebben van de uitgebreide netwerkmogelijkheden van FreeBSD. Door dit tijdens de installatie te doen hebben gebruikers in elk geval enige kennis van de diverse netwerkdiensten die hen ter beschikking staan.
Netwerkdiensten zijn programma's die invoer accepteren
vanaf het netwerk. Al het mogelijke is gedaan om er voor te
zorgen dat deze programma's niets “schadelijks”
doen. Helaas zijn programmeurs niet perfect en in de loop van
de tijd zijn er fouten gevonden in netwerkdiensten die door
aanvallers zijn uitgebuit om slechte dingen te doen. Het is
belangrijk alleen netwerkdiensten aan te zetten die nodig zijn.
Bij twijfel kan een netwerkdienst het beste niet ingeschakeld
worden totdat duidelijk is dat de dienst wél nodig is.
Diensten kunnen later alsnog ingeschakeld worden door
sysinstall nog een keer te draaien
of door middel van de mogelijkheden van het bestand
/etc/rc.conf
.
Het kiezen van de optie
toont het volgende menu:De eerste optie, Paragraaf 2.10.1, “Netwerkapparaten instellen”, dus die wordt overgeslagen.
, is al behandeld inKies
voor het toevoegen van ondersteuning voor het BSD hulpprogramma voor automatisch mounten. Dit wordt meestal gebruikt in combinatie met het NFS protocol (zie verderop) voor het automatisch mounten van externe bestandssystemen. Hier zijn geen speciale instellingen nodig.De volgende optie is
. Als deze optie wordt selecteert komt er een pop-up menu waarin de specifieke AMD vlaggen kunnen worden ingesteld. Het menu bevat al een lijst standaardopties:De optie -a
bepaalt de standaard
mountlocatie die is hier ingesteld op
/.amd_mnt
. De optie -l
bepaalt het standaardbestand voor log
,
maar als syslogd
wordt gebruikt, dan worden
alle acties naar de systeemlogdaemon gestuurd. De map
/host
wordt gebruikt om
een geëxporteerd bestandssysteem van een externe host te
mounten, terwijl de map /net
wordt gebruikt om een
geëxporteerd bestandssysteem van een
IP-adres te mounten. Het bestand
/etc/amd.map
bepaalt de standaardopties
voor AMD exports.
De optie
staat anonieme FTP verbindingen toe. Kies deze optie om van een machine een anonieme FTP server te maken. Hierbij zijn de beveiligingsimplicaties van belang. Er wordt een volgend menu getoond om de beveiligingsrisico's en verdere instellingen te verklaren.Het instellingenmenu
maakt van de machine een gateway, zoals eerder beschreven. Hier kan de optie ook gebruikt worden om de optie uit te zetten als die eerder in de installatie per ongeluk is aangezet.De optie inetd(8) daemon in te stellen of helemaal uit te schakelen, zoals boven beschreven.
kan gebruikt worden om deDe optie
kan gebruikt worden om de standaard MTA (Mail Transfer Agent) van het systeem in te stellen. Hiervoor wordt het volgende menu gebruikt:Hier kan gekozen worden welke MTA moet worden geïnstalleerd en gebruikt. Een MTA is niets meer dan een mailserver die mail aflevert bij gebruikers op het systeem of op Internet.
Het kiezen van sendmail, die de standaard is voor FreeBSD. De optie maakt van sendmail de standaard MTA, maar zet de mogelijkheid om mail te ontvangen vanaf het Internet uit. De andere opties, en werken net zo als . Allebei leveren ze mail af. Sommige gebruikers geven de voorkeur aan deze alternatieven boven de sendmail MTA.
installeert de populaire serverNa het kiezen van een MTA of de keuze geen MTA te installeren, verschijnt het menu netwerkinstellingen met als volgende optie
.De optie Paragraaf 29.3, “Netwerkbestandssysteem (NFS)” staat meer informatie over client- en serverinstellingen.
stelt het systeem in om te communiceren met een server via NFS. Een NFS server stelt bestandssystemen beschikbaar aan andere machines via het NFS protocol. Als de te installeren machine een op zichzelf staande machine is, dan kan deze optie uitgeschakeld blijven. Het kan zijn dat het systeem later meer instellingen nodig heeft. InDe volgende optie is “remote procedure call”, op te starten. RPC wordt gebruikt om de verbindingen tussen hosts en programma's te coördineren.
, die het mogelijk maakt een systeem in te stellen als NFS server. Deze optie voegt de nodige informatie toe om de dienst RPC,Daarna volgt de optie
die de tijdsynchronisatie afhandelt. Als deze wordt geselecteerd verschijnt het volgende menu:Kies uit dit menu de server die het dichtst bij het te installeren systeem staat. Door het kiezen van een server in de buurt is de synchronisatie preciezer omdat een verder gelegen server meer vertraging in de verbinding kan hebben.
De volgende optie is de PCNFSD selectie.
Deze optie installeert het pakket net/pcnfsd
uit de Portscollectie.
Dat is een handig hulpprogramma dat het mogelijk maakt om aan
te melden bij NFS met systemen die zelf geen
aanmeldsysteem hebben, zoals het besturingssysteem MS-DOS® van
Microsoft®.
Door naar beneden te scrollen in het hoofdmenu worden de onderstaande opties zichtbaar:
De hulpprogramma's rpcbind(8), rpc.statd(8) en
rpc.lockd(8) worden allemaal gebruikt voor “Remote
Procedure Calls” (RPC). Het
hulpprogramma rpcbind
beheert de
communicatie tussen NFS servers en clients
en is noodzakelijk om NFS servers correct te
laten werken. De daemon rpc.statd
communiceert met de daemon rpc.statd
op andere machines om statusinformatie te leveren. De
gerapporteerde status wordt gewoonlijk bijgehouden in het
bestand /var/db/statd.status
. De volgende
optie in de lijst is die,
mits geselecteerd, bestandslockdiensten mogelijk maakt. Dit
wordt meestal gebruikt door
rpc.statd om bij te houden welke
hosts vragen om bestanden te locken en hoe vaak ze dat doen.
Hoewel deze laatste twee opties fantastisch zijn om fouten om
te sporen, zijn ze niet noodzakelijk voor
NFS servers en clients om correct te
werken.
De dan volgende optie in de lijst is
routed(8) beheert netwerkrouteringstabellen,
ontdekt “multicast” routers en stelt op verzoek
kopieën van de routeringstabellen ter beschikking aan
fysiek verbonden apparaten. Dit wordt vooral gebruikt door
machines die dienst doen als gateway voor het lokale netwerk.
Na het selecteren van deze optie verschijnt een menu waarin
naar de standaardlocatie van het hulpprogramma wordt gevraagd.
De standaardlocatie is al gedefiniëerd en kan met
Enter worden geactiveerd. Dan komt er een
ander menu dat vraagt om de opties die doorgegeven moeten
worden aan routed op te geven. De
standaard is -q
en die staat al op het
scherm.
Dan volgt de optie rwhod(8) inschakelt bij het
opstarten. Het hulpprogramma rwhod
zendt
periodiek systeemberichten uit over het netwerk of verzamelt
die in de modus “consumer”. Meer informatie staat
in de hulppagina's ruptime(1) en rwho(1).
De één na laatste optie in de lijst is de daemon sshd(8). Dat is de “secure shell server” van OpenSSH en deze wordt sterk aangeraden boven de standaardservers telnet en FTP. De server sshd wordt gebruikt om een veilige verbinding op te zetten van de ene computer naar de andere door een versleutelde verbinding te gebruiken.
Tenslotte is er de optie
. Dit schakelt TCP uitbreidingen in zoals gedefiniëerd in RFC 1323 en RFC 1644. Hoewel dit op veel machines de verbindingen kan versnellen, kan het ook de oorzaak zijn van het wegvallen van sommige verbindingen. Het wordt niet aangeraden voor servers, maar voor alleenstaande machines kan het voordelig zijn.Nu de netwerkmogelijkheden zijn ingesteld kan het menu via
verlaten worden en doorgegaan worden met het instellen in de volgende sectie.Als alles goed is gegaan komen er berichten over het scherm rollen en komt dit uit bij de aanmeldprompt. De inhoud van de berichten kan bekeken worden door te drukken op Scroll-Lock en dan met PgUp en PgDn door de tekst heen te lopen. Druk weer op Scroll-Lock om terug te gaan naar de prompt.
Het kan zijn dat het totale bericht niet getoond kan worden
(beperking van de buffer). Dan kunnen de berichten later
bekeken worden op de commandoregel door na het aanmelden
dmesg
in te geven op de prompt.
Meld aan met de gebruikersnaam en het wachtwoord die zijn
aangemaakt tijdens de installatie (in dit voorbeeld
rpratt
). Vermijd het aanmelden als
root
, behalve als het noodzakelijk is.
Gebruikelijke opstartberichten (versie-informatie verwijderd):
Het aanmaken van de RSA en DSA sleutels kan een tijdje duren op langzamere machines. Dit gebeurt alleen bij de eerste keer aanmelden na een nieuwe installatie. De volgende keren gaan sneller.
Als de X-server ingesteld is en er een standaard desktop is
gekozen, dan kan die worden gestart door
startx
in te geven op de
commandoregel.
Het is belangrijk om het besturingssysteem op de juiste
manier uit te schakelen. Schakel niet gewoon de stroom uit.
Neem eerst de rol van superuser aan door su
in te geven op de commandoregel en het
root
wachtwoord in te geven. Dit kan
alleen als gebruiker die lid is van de groep
wheel
. Anders moet eerst worden
aangemeld als root
. Gebruik
shutdown -h now
om het systeem uit te
schakelen.
Het is veilig om de stroom uit te schakelen als na het
commando shutdown
het bericht
“Please press any key to reboot” getoond wordt.
Als een toets wordt ingedrukt in plaats van het uitschakelen
van de stroom, dan start het systeem opnieuw.
De combinatie Ctrl+Alt+Del kan ook gebruikt worden om het systeem te herstarten, maar dit wordt niet aangeraden tijdens normaal gebruik.