Wikisource
nlwikisource
https://nl.wikisource.org/wiki/Hoofdpagina
MediaWiki 1.39.0-wmf.23
first-letter
Media
Speciaal
Overleg
Gebruiker
Overleg gebruiker
Wikisource
Overleg Wikisource
Bestand
Overleg bestand
MediaWiki
Overleg MediaWiki
Sjabloon
Overleg sjabloon
Help
Overleg help
Categorie
Overleg categorie
Hoofdportaal
Overleg hoofdportaal
Auteur
Overleg auteur
Pagina
Overleg pagina
Index
Overleg index
TimedText
TimedText talk
Module
Overleg module
Uitbreiding
Overleg uitbreiding
Uitbreidingsdefinitie
Overleg uitbreidingsdefinitie
Wikisource:Te verwijderen
4
1511
127305
126589
2022-08-11T19:08:19Z
Dick Bos
455
spam
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox|afbeelding = Aiga litterdisposal inv.svg |tekst = Nomineer pagina's die '''verwijderd''' moeten worden}}
Wanneer u denkt dat een pagina op Wikisource verwijderd zou moeten worden, kunt u deze op de verwijderlijst plaatsen, met een reden voor verwijdering erbij. In principe blijft de pagina twee weken op deze lijst staan, tenzij er aantoonbaar sprake is van auteursrechtenschending, onzin of een inhoud die aanstootgevend is voor personen of groepen personen.
<!-- onderaan toevoegen:* [[paginanaam]] - <reden voor verwijdering> - ondertekening -->
== Verwijderen ==
* <!-- [[PAGINANAAM]] - <reden voor verwijdering> - ~~~~ -->
* [[De Leuvense stadsbestuurders van 1187 tot 1794]] - Alleen maar rode links. Sjabloon geplaatst door [[Gebruiker:KlaasZ4usV|KlaasZ4usV]] op 19 jan 2019, maar niet hier gemeld.
** Er is in 2015 door iemand aan gewerkt; daarna niet meer. De bron is een pdf met een auteursrechtelijk onduidelijke status. --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 1 apr 2021 11:40 (CEST)
* [[So early in the morning, O]] - Al bijna 9 jaar geen Nederlandstalige tekst. --[[Gebruiker:Bdijkstra|Bdijkstra]] ([[Overleg gebruiker:Bdijkstra|overleg]]) 9 feb 2021 22:29 (CET)
** Steun. Staat echter (nog) niet op en.wikisource. Wel via archive.org te raadplegen. Zie https://archive.org/details/adventuresofseum00step. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 10 feb 2021 10:52 (CET)
** Dat brengt mij op de vraag of het "gebruikelijk" is om vanaf de Nederlandstalige Wikipedia te verwijzen naar de Engelstalige Wikisource...... --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 1 apr 2021 11:40 (CEST)
*** Ik bedoelde, dat het eventueel naar en.wikisource verplaatst kan worden. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 1 apr 2021 15:15 (CEST)
*[[Algemene verkiezingen 1946 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1948 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1952 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1956 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1959 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1963 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1967 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1971 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1972 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1977 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1981 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1982 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1986 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1989 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1994 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1998 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 2003 (Nederland)]] - Geen enkele van deze pagina's is te herleiden tot een bron. Al deze lijsten staan op een veel betere, gedetailleerde en verzorgde manier op Wikipedia. De eerste zeven bevatten zelfs fouten. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 7 apr 2022 21:45 (CEST)
**Wat is wel tegenkwam op https://www.verkiezingsuitslagen.nl zijn dit soort pdf's: https://www.verkiezingsuitslagen.nl/data/Uitslagdocument/10782?stemregioId=663231. Deze zijn als ik het goed begrijp allen rechtenvrij en zijn wat mij betreft wel van toegevoegde waarde. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 8 apr 2022 10:31 (CEST)
** Dat er geen bronnen bijstaan is een probleem, inderdaad. Dat geldt wel op meer plaatsen op source. Als er fouten instaan dan moeten ze ofwel verbeterd worden, ofwel verwijderd. Ik zie overigens bijv. in 1946 niet meteen fouten.
*** Wat betreft je tweede opmerking, over de pdf's op verkiezingsuitslagen.nl: dat ziet er een stuk interessanter uit. Achtergrondinformatie waar een onderzoeker iets mee kan. Maar aan de andere kant geldt: al deze informatie is op een website van de overheid toegankelijk. Een specialist weet het daar wel te vinden. Wie heeft er zin (en tijd) om dat allemaal systematisch te gaan kopieren (in eerste instantie naar commons), en te gaan linken (wat mij betreft dan rechtstreeks vanuit wikipedia), en dan heb ik het al helemaal nog niet over transcriptie van de pdf's op source! Overigens was bijvoorbeeld de link naar de bron op wikipedia voor 1946 ook al niet correct. Die heb ik maar even gecorrigeerd. --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 12 apr 2022 10:43 (CEST)
**** Hoi Dick, Bedankt voor je bijval. De fout die ik tegenkwam is dat het % geldige stemmen verward wordt met het opkomstpercentage. Ook zijn de titels een beetje ongelukkig gekozen. Het zijn geen Algemene verkiezingen, maar Tweede Kamerverkiezingen (of zo je wil Algemene Tweede Kamerverkiezingen ter onderscheiding van tussentijdse Tweede Kamerverkiezingen, maar dat is van voor 1883). Afleveringen van de Staatscourant zijn te vinden op delpher, dus ik zal een keer kijken wat ik daar verder kan vinden. Dat zal inderdaad iets van de lange adem worden. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 12 apr 2022 11:25 (CEST)
== Kandidaten directe verwijdering ==
* [[Дизайн Человека]] nu weer spam in een andere taal. --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 11 aug 2022 21:08 (CEST)
* ...
<!-- Hierboven onderaan de lijst toevoegen:* [[paginanaam]] - <reden voor verwijdering> - ondertekening -->
[[Categorie:Wikisource:Te verwijderen|*]]
i9iq8gugfivcg4m0xh6vh5a0rnh71qf
127310
127305
2022-08-11T19:47:49Z
Vincent Steenberg
280
/* Kandidaten directe verwijdering */ bezem
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox|afbeelding = Aiga litterdisposal inv.svg |tekst = Nomineer pagina's die '''verwijderd''' moeten worden}}
Wanneer u denkt dat een pagina op Wikisource verwijderd zou moeten worden, kunt u deze op de verwijderlijst plaatsen, met een reden voor verwijdering erbij. In principe blijft de pagina twee weken op deze lijst staan, tenzij er aantoonbaar sprake is van auteursrechtenschending, onzin of een inhoud die aanstootgevend is voor personen of groepen personen.
<!-- onderaan toevoegen:* [[paginanaam]] - <reden voor verwijdering> - ondertekening -->
== Verwijderen ==
* <!-- [[PAGINANAAM]] - <reden voor verwijdering> - ~~~~ -->
* [[De Leuvense stadsbestuurders van 1187 tot 1794]] - Alleen maar rode links. Sjabloon geplaatst door [[Gebruiker:KlaasZ4usV|KlaasZ4usV]] op 19 jan 2019, maar niet hier gemeld.
** Er is in 2015 door iemand aan gewerkt; daarna niet meer. De bron is een pdf met een auteursrechtelijk onduidelijke status. --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 1 apr 2021 11:40 (CEST)
* [[So early in the morning, O]] - Al bijna 9 jaar geen Nederlandstalige tekst. --[[Gebruiker:Bdijkstra|Bdijkstra]] ([[Overleg gebruiker:Bdijkstra|overleg]]) 9 feb 2021 22:29 (CET)
** Steun. Staat echter (nog) niet op en.wikisource. Wel via archive.org te raadplegen. Zie https://archive.org/details/adventuresofseum00step. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 10 feb 2021 10:52 (CET)
** Dat brengt mij op de vraag of het "gebruikelijk" is om vanaf de Nederlandstalige Wikipedia te verwijzen naar de Engelstalige Wikisource...... --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 1 apr 2021 11:40 (CEST)
*** Ik bedoelde, dat het eventueel naar en.wikisource verplaatst kan worden. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 1 apr 2021 15:15 (CEST)
*[[Algemene verkiezingen 1946 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1948 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1952 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1956 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1959 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1963 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1967 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1971 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1972 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1977 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1981 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1982 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1986 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1989 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1994 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1998 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 2003 (Nederland)]] - Geen enkele van deze pagina's is te herleiden tot een bron. Al deze lijsten staan op een veel betere, gedetailleerde en verzorgde manier op Wikipedia. De eerste zeven bevatten zelfs fouten. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 7 apr 2022 21:45 (CEST)
**Wat is wel tegenkwam op https://www.verkiezingsuitslagen.nl zijn dit soort pdf's: https://www.verkiezingsuitslagen.nl/data/Uitslagdocument/10782?stemregioId=663231. Deze zijn als ik het goed begrijp allen rechtenvrij en zijn wat mij betreft wel van toegevoegde waarde. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 8 apr 2022 10:31 (CEST)
** Dat er geen bronnen bijstaan is een probleem, inderdaad. Dat geldt wel op meer plaatsen op source. Als er fouten instaan dan moeten ze ofwel verbeterd worden, ofwel verwijderd. Ik zie overigens bijv. in 1946 niet meteen fouten.
*** Wat betreft je tweede opmerking, over de pdf's op verkiezingsuitslagen.nl: dat ziet er een stuk interessanter uit. Achtergrondinformatie waar een onderzoeker iets mee kan. Maar aan de andere kant geldt: al deze informatie is op een website van de overheid toegankelijk. Een specialist weet het daar wel te vinden. Wie heeft er zin (en tijd) om dat allemaal systematisch te gaan kopieren (in eerste instantie naar commons), en te gaan linken (wat mij betreft dan rechtstreeks vanuit wikipedia), en dan heb ik het al helemaal nog niet over transcriptie van de pdf's op source! Overigens was bijvoorbeeld de link naar de bron op wikipedia voor 1946 ook al niet correct. Die heb ik maar even gecorrigeerd. --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 12 apr 2022 10:43 (CEST)
**** Hoi Dick, Bedankt voor je bijval. De fout die ik tegenkwam is dat het % geldige stemmen verward wordt met het opkomstpercentage. Ook zijn de titels een beetje ongelukkig gekozen. Het zijn geen Algemene verkiezingen, maar Tweede Kamerverkiezingen (of zo je wil Algemene Tweede Kamerverkiezingen ter onderscheiding van tussentijdse Tweede Kamerverkiezingen, maar dat is van voor 1883). Afleveringen van de Staatscourant zijn te vinden op delpher, dus ik zal een keer kijken wat ik daar verder kan vinden. Dat zal inderdaad iets van de lange adem worden. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 12 apr 2022 11:25 (CEST)
== Kandidaten directe verwijdering ==
* ...
<!-- Hierboven onderaan de lijst toevoegen:* [[paginanaam]] - <reden voor verwijdering> - ondertekening -->
[[Categorie:Wikisource:Te verwijderen|*]]
gga8kmjpgqkovs5avluho33rpuaqi9z
127311
127310
2022-08-11T19:52:27Z
Vincent Steenberg
280
/* Verwijderen */ Reactie
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox|afbeelding = Aiga litterdisposal inv.svg |tekst = Nomineer pagina's die '''verwijderd''' moeten worden}}
Wanneer u denkt dat een pagina op Wikisource verwijderd zou moeten worden, kunt u deze op de verwijderlijst plaatsen, met een reden voor verwijdering erbij. In principe blijft de pagina twee weken op deze lijst staan, tenzij er aantoonbaar sprake is van auteursrechtenschending, onzin of een inhoud die aanstootgevend is voor personen of groepen personen.
<!-- onderaan toevoegen:* [[paginanaam]] - <reden voor verwijdering> - ondertekening -->
== Verwijderen ==
* <!-- [[PAGINANAAM]] - <reden voor verwijdering> - ~~~~ -->
* [[De Leuvense stadsbestuurders van 1187 tot 1794]] - Alleen maar rode links. Sjabloon geplaatst door [[Gebruiker:KlaasZ4usV|KlaasZ4usV]] op 19 jan 2019, maar niet hier gemeld.
** Er is in 2015 door iemand aan gewerkt; daarna niet meer. De bron is een pdf met een auteursrechtelijk onduidelijke status. --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 1 apr 2021 11:40 (CEST)
* [[So early in the morning, O]] - Al bijna 9 jaar geen Nederlandstalige tekst. --[[Gebruiker:Bdijkstra|Bdijkstra]] ([[Overleg gebruiker:Bdijkstra|overleg]]) 9 feb 2021 22:29 (CET)
** Steun. Staat echter (nog) niet op en.wikisource. Wel via archive.org te raadplegen. Zie https://archive.org/details/adventuresofseum00step. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 10 feb 2021 10:52 (CET)
** Dat brengt mij op de vraag of het "gebruikelijk" is om vanaf de Nederlandstalige Wikipedia te verwijzen naar de Engelstalige Wikisource...... --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 1 apr 2021 11:40 (CEST)
*** Ik bedoelde, dat het eventueel naar en.wikisource verplaatst kan worden. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 1 apr 2021 15:15 (CEST)
*[[Algemene verkiezingen 1946 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1948 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1952 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1956 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1959 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1963 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1967 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1971 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1972 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1977 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1981 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1982 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1986 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1989 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1994 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 1998 (Nederland)]]
*[[Algemene verkiezingen 2003 (Nederland)]] - Geen enkele van deze pagina's is te herleiden tot een bron. Al deze lijsten staan op een veel betere, gedetailleerde en verzorgde manier op Wikipedia. De eerste zeven bevatten zelfs fouten. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 7 apr 2022 21:45 (CEST)
**Wat is wel tegenkwam op https://www.verkiezingsuitslagen.nl zijn dit soort pdf's: https://www.verkiezingsuitslagen.nl/data/Uitslagdocument/10782?stemregioId=663231. Deze zijn als ik het goed begrijp allen rechtenvrij en zijn wat mij betreft wel van toegevoegde waarde. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 8 apr 2022 10:31 (CEST)
** Dat er geen bronnen bijstaan is een probleem, inderdaad. Dat geldt wel op meer plaatsen op source. Als er fouten instaan dan moeten ze ofwel verbeterd worden, ofwel verwijderd. Ik zie overigens bijv. in 1946 niet meteen fouten.
*** Wat betreft je tweede opmerking, over de pdf's op verkiezingsuitslagen.nl: dat ziet er een stuk interessanter uit. Achtergrondinformatie waar een onderzoeker iets mee kan. Maar aan de andere kant geldt: al deze informatie is op een website van de overheid toegankelijk. Een specialist weet het daar wel te vinden. Wie heeft er zin (en tijd) om dat allemaal systematisch te gaan kopieren (in eerste instantie naar commons), en te gaan linken (wat mij betreft dan rechtstreeks vanuit wikipedia), en dan heb ik het al helemaal nog niet over transcriptie van de pdf's op source! Overigens was bijvoorbeeld de link naar de bron op wikipedia voor 1946 ook al niet correct. Die heb ik maar even gecorrigeerd. --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 12 apr 2022 10:43 (CEST)
**** Hoi Dick, Bedankt voor je bijval. De fout die ik tegenkwam is dat het % geldige stemmen verward wordt met het opkomstpercentage. Ook zijn de titels een beetje ongelukkig gekozen. Het zijn geen Algemene verkiezingen, maar Tweede Kamerverkiezingen (of zo je wil Algemene Tweede Kamerverkiezingen ter onderscheiding van tussentijdse Tweede Kamerverkiezingen, maar dat is van voor 1883). Afleveringen van de Staatscourant zijn te vinden op delpher, dus ik zal een keer kijken wat ik daar verder kan vinden. Dat zal inderdaad iets van de lange adem worden. [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 12 apr 2022 11:25 (CEST)
****:@[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] Ik heb deze artikelen nog steeds niet verwijderd, zoals je ziet. Ik weet niet waarom, maar ik twijfel een beetje. En bij twijfel niet inhalen is de leus. Dus ik laat ze voorlopig met rust totdat we een betere oplossing hebben gevonden. ok? [[Gebruiker:Vincent Steenberg|Vincent Steenberg]] ([[Overleg gebruiker:Vincent Steenberg|overleg]]) 11 aug 2022 21:52 (CEST)
== Kandidaten directe verwijdering ==
* ...
<!-- Hierboven onderaan de lijst toevoegen:* [[paginanaam]] - <reden voor verwijdering> - ondertekening -->
[[Categorie:Wikisource:Te verwijderen|*]]
ri6yyfd4jinhipvky0cmqezwztic4ej
Theo van Doesburg/Het kubistisch probleem/1
0
7004
127264
118937
2022-08-11T13:40:20Z
Vincent Steenberg
280
lintfout
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox document
| naam = Het kubistisch probleem zijn gronden en zijn consequenties
| auteur = [[Theo van Doesburg]]
| genre = Proza
| taal = Nederlands
| datum = Oktober 1921
| vertaler =
| bron = ''De Stijl'', 4e jaargang, nummer 10 (oktober 1921): p. 145-151.
| auteursrecht = [[Publiek domein]]
| artikelwikipedia =
}}
{|
| colspan="2" |
[p. 145]
'''THEO VAN DOESBURG'''
<big>'''HET KUBISTISCH PROBLEEM ZIJN GRONDEN EN ZIJN CONSEQUENTIES'''</big>
|-
|
|
<small>Naar aanleiding van „Der Weg zum Kubismus“ door Daniel Henry en „Picasso“ door Maurice Raynal. Beide werken verschenen bij Delphin-Verlag, München (1920 en 21).</small>
|-
|
|-
| colspan="2" |
Het is bizonder interessant deze beide werken over het kubisme, na of doorelkaâr te lezen om de inhoudswaarde te kunnen vaststellen. Noch Maurice Raynal, — wiens conférence „Quelques intentions du cubisme“ van een veel grootere bevattingsoppervlakte getuigde dan zijn werk over Picasso — noch Daniel Henry, bezit den moed, de noodzakelijkheid te erkennen van een — ten opzichte van het thans vrijwel doode illusionisme — totaal nieuwe beeldingswijze als consequentie der kubistische problematiek. Van hen, die het schilderen niet tot een levenbehoefte werd, is het ook niet te verwachten, dat zij dit doen zouden. Immers — zij schreven niet door de kunst maar (slechts) over haar. Zij geven zich niet de moeite, de innerlijke drijfveeren der kunstevolutie te betasten. Zij nemen geen enkele verantwoording op zich. Trachten zoover mogelijk te blijven buiten het bereik van de mogelijkheid zich te compromiteeren. Immers — men compromiteert zich zoo gemakkelijk wanneer men vooruit ziet. Minder gevaarlijk is het
[p. 146]
daarom zich te bepalen bij een reeds klassiek geworden kunstuiting; een overgangskunstuiting als het kubisme en zijn reeds (dure) inventeurs.
<br />Door een dadaist werd de kritiek eens als een „voorzichtig sadisme” gekarakteriseerd, waarvoor de dankbaarste slachtoffers de vernieuwers in kunst en weten schap zijn. Zij zijn bovendien nog de meest geduldige slachtoffers, daar hun aangeboren naiviteit, hen niet doet beseffen, dat de kritiek de veiligheidsklep is van den „Lust zum Grauen” in den mensch, vandaar dat de kritiek zelden boven de boksermoraal uit gaat. Zoodra echter het slachtoffer taaier blijkt dan de kritiek — zooals bij Picasso het geval was —, neemt de kritiek haar wending, draaing, zwenking en slaat over in hysterische bewondering voor de kracht van het slachtoffer. Cynisch en verschrikkelijk is dan het gezicht van den verminkte (men zie het portret van Picasso door Pablo Gargallo in Raynal’s werk).
<center>II</center>
Het valt niet moeilijk de tekortkoming van het werk van Daniel Henry te bewijzen. De vergissing zet reeds op bl. 9 in, met de bewering dat Georges Seurat’s poging tot de omzetting van diepterelaties in vlakkenrelaties bezijden ’t probleem der schilderkunst lag, welke volgens Daniel Henry zou bestaan in:
<br />„... der Darstellung des Dreidimensionalen und Farbigen auf der Fläche, und seiner Zusammenfassung in der Einheit dieser Flächen. ,Darstellung‘ aber und ,Zusammenfassung‘ im strengsten, höchsten Sinne.“
<br />De voornaamste tendenz der schilderkunstige ontwikkeling nml:
<br />1<small><sup>o</sup></small> de geleidelijke verovering van het vlak.
<br />2<small><sup>o</sup></small> de geleididelijke verovering van de beeldende kleur — en
<br />3<small><sup>o</sup></small> het rechtstreeks uitdrukken<small><sup>1</sup></small> (beelden) van de schilderkunstige idee door de beide eersten, wordt door Daniel Henry in het geheel niet gezien, terwijl de kubistische tendenzen als einddoel zouden hebben een „Formenlyrismus“.
----
<small><small><sup>1</sup></small> d. i. noch met vorm, noch met illusie van vorm, noch met lijn enz.</small>
[p. 147]
Zoo heet het op bldz. 34:
<br />„Eine unerhörte Freiheit schenkt diese neue Sprache der
<br />„Malerei. Sie ist nicht mehr an das mehr oder weniger
<br />„,naturähnliche‘ optische Bild gebunden, das ein einziger
<br />„Standpunkt von einem Gegenstande gewährt. Sie kann,
<br />„um von seinen ,primären‘ Eigenschften eine gründliche
<br />„Darstellung zu geben, sie als stereometrische Zeichnung
<br />„auf der Fläche aufzeigen, oder gar, mittels mehrerer
<br />„Darstellungen des gleichen Gegenstands, eine analy-
<br />„tische Beschreibung von ihm geben die der Beschauer
<br />„erst in seinem Bewußltsein wieder zu einem Gegen-
<br />„stande verschmilzt. Die Darstellung braucht auch nicht
<br />„die immerhin geschlossene der stereometrischen Zeich-
<br />„nung sein, sondern — das eben war ja der große
<br />„Schritt von Cadaqués — farbige Flächen, durch ihre
<br />„Richtung, Stellung zueinander usw., können das Formen-
<br />„schema zusammenbringen, ohne sich zu geschlossenen
<br />„Körpern zu fügen. Statt einer analytischen Beschrei-
<br />„bung kann der Maler auch, wenn er das vorzieht, auf
<br />„diese Weise eine Synthese des Gegenstandes schaffen,
<br />„das heißt, nach Kant, ,dessen verschiedene Vorstellungen
<br />„zueinander hinzutun, und ihre Mannigfaltigkeit in einer
<br />„Erkenntnis begreifen‘.“
<br />Deze vrijheid verschilt van die tijdens het illusionisme (drie-dimensionale voorstellingskunst) slechts hierin, dat de natuurvormen vervangen zijn door meer geometrische, samengesteld uit kleurige vlakken. Het begrip ''vorm'' blijft bestaan evenals in de Renaissance en het Barok. Toch karakteriseert Daniel Henry de schilderkunst als 2-dimensionaal b. v. bl. 30 en bl. 40 en geeft hij toe, dat Picasso „den gesloten vorm doorbrak“. Waar alzoo een der wezenlijkste kenmerken der schilderkunstige evolutie geheel ontkend wordt, de illusie der 3-dimensionale plastiek op het 2-dimensionale vlak weer opnieuw in het centrum der esthetische aandacht geplaatst wordt<small><sup>1</sup></small> valt het ook niet te verwonderen, dat de schrijver
----
<small><small><sup>1</sup></small> Wir erkannten den Kubismus als das Streben, die dreidimensionale Mannigfaltigkeit der Außenwelt zu fassen in der Einheit, die Tiefendimension will der Kubismus wiedergeben — im Gegen-</small> [vervolgd onderaan pagina 148]
[p. 148]
zich met minachting en felle verontwaardiging keert tegen een zgn. vormlooze nieuwe beelding in de schilderkunst, zooasl door „De Stijl“ wordt voorgestaan.
<br />Zoo lezen wij op bldz. 54:
<br />„Es wäre noch, zweitens, eine Richting zu erwähnen,
<br />„die ,Malerei ohne Gegenstand‘ als ihr Ziel bezeichnet,
<br />„also farbige Formgebilde auf der Leinwand harmonisch
<br />„komponieren will, ohne irgendwelche Anlehnung an
<br />„Naturgegenstände.
<br />„Unsere Stellungsnahme zu dieser Richtung kann nicht
<br />„zweifelhaft sein. Sie vermag sicher, angenehme Werke
<br />„zu schaffen. Aber: Malerei ist sie nicht. Das Problem
<br />„der Malerei, die Zusammenfassung des Mannigfaltigen
<br />„der Körperwelt in der Einheit des Kunstwerks, kennt
<br />„sie nicht. Alle die Aufgaben, mit denen die lyrische
<br />„Malerei seit Jahren gerungen, läßt sie beseite. Nur
<br />„dekorativ wollen ihre Werke sein, die Wand schmücken.
<br />„Nicht der Kunsttrieb, der Schmucktrieb rief sie hervor.
<br />„Ornamentik ist es, was diese Maler schaffen.“
<center>III</center>
De ontwikkeling der schilderkunst van illusionisme tot zelfstandige beelding moest zich voltrekken door het problematige kubisme, doch van hieruit begint zich het nieuwe eerste recht (zelfstadig) als ''vormlooze kleurbeelding'' te ontwikkelen. Hiervan bespeurt noch Daniel Henry noch Maurice Raynal iets. Zij denken zich de kunst niet in hare ontwikkeling maar in haar traditioneele verschijning, m. a. w., begrensd.
<br />Daardoor staan zij feitelijk vijandig aan de nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden van hun tijd.
<br />Zij die aan begrezing van die uitdrukkingsmogelijkheid en daarmee aan een begrenzing van den geest gelooven, zij die m. a. w. ''binnen vorm'' denken, zullen meenen, dat het kubisme (dat destijds om zijn extremiteit in Frankrijk schorsing van het parlement veroorzaakte
----
[vervolg noot 1 pagina 147:] <small>satz, zu den „Spielkarten“ Manets, Ganguins, Matisses und zur Flächenprojektion Seurats.</small>
[p. 149]
en dat nu weer gangbare koopwaar geworden is) het einde der schilderkunst beteekende.
<br />Tien jaren van verdere ontwikkeling waren reeds voldoende om te bewijzen, dat het kubisme aan kleurbeelding nog niet toe kwam en het kubisme slechts beschouwd kon worden als een problematisch stadium der schilderkunstige ontwikkeling in het algemeen, dat noch Picasso noch Braque, noch Léger te boven kwamen.
<br />Niet de kunst, maar slechts de persoonlijkheid die haar vertegenwoordigt is begrensd. Zoo was het einde van Seurat het begin van Rousseau, het einde van Cézanne het begin van het kubisme, het einde van het kubisme de aanvang der vormlooze kleurbeelding, welke op haar beurt de belofte in zich houdt voor een totaliteitsbeelding, waarin alle uitdrukkingswijzen in een vorm-looze monumentaliteit nml. in verhoudingsmonumentaliteit vereenigd zijn.
<br />Eerst dan wordt de schilderkunst ''reeël'' en houdt zij op abstract te zijn. Immers, de term abstracte schilderkunst kon slechts waarde hebben tijdens haar problematische overgangsperiode. Zoodra zij echter met haar eigen werkelijke uitdrukkingsmiddel, de vlakke kleur, beeldend optreedt, houdt zij op, abstract te zijn, maar wordt zij inderdaad reeël.
<br />Welke diepere gronden, voor deze continueerende evolutie in den menschelijken geest, voorhanden zijn, is door „De Stijl” reeds meermalen aangetoond. (Men zie in dit verband de artikelen van Piet Mondrian in de 1e, 2e en 3e jrg.) Wij kunnen hier volstaan met het inzicht, dat deze ontwikkeling even noodzakelijk als gezond is. Wij moeten begrijpen, dat een nieuwe beeldingswijze slechts kon groeien uit een totaal veranderd ervaringsvermogen, waarin idealiteit en realiteit gelijkwaardige levenselementen geworden zijn. Dat reeds met het kubisme, het nieuwe ervaringsvermogen werd ingeleid, ziet ook Maurice Raynal. Door het kunstwerk, dat van het nieuwe ervaringsvermogen de uitdrukking is, wordt in den beschouwer een nieuwe ervaringsmogelijkheid der realiteit wakker geroepen. Het zijn de kunstenaars, die, evenals
[p. 150]
[vertikaal:]
<center>
{|
| colspan="2" | [Fernand Léger. De stad. 1919. Olieverf op doek. 96,8 × 130,5 cm. New York,<br />Museum of Modern Art. <small>Zie [http://www.moma.org/collection/provenance/items/821.96.html MoMA Provenance Research Project].]
|-
| '''FERNAND LÉGER'''
| align="right" | '''COMPOSITION 1920'''
|}
</center>
[p. 151]
op ander gebied de technici, mechanici en uitvinders, op het esthetische ervaringsgebied nieuwe afmetingen veroveren. Daar de geest, naarmate der levensintensiteit van het individu ontelbaar nieuwe ruimteafmetingen vermag voort te brengen, is de kunst, voor zoover zij ’n uitdrukking van den geest is in haar uitdrukkingsmogelijkheden onbegrensd.
<br />Ook het kubisme kwam voort uit een nieuwe, andere, meer abstracte ervaring der realiteit. Het kubistische ervaringsvermogen was echter niet zóó zeer verschillend van het impressionistische, als het nieuwe van het kubistische.
<br />De gevoeligheidstendenz bleef in het kubisme kwantitatief aanwezig, hoewel zij daar kwalitatief anders, verdiept verschijnt. De verbreking van den vorm is het directe gevolg van de behoefte, idealiteit en realiteit, of natuur en geest, gelijkwaardigheid te maken. Dit is van algemeen levensbelang en wel, omdat van dit nieuwe levensgevoel uit, een geheele evolutie mogelijk werd, waardoor de oude christelijke ideologie (dualisme) eindelijk kon worden overwonnen. Op grond van het nieuwe ervaringsvermogen, is het mogelijk, de symbolische inhoud, dezer ideologie, werkelijkheid te maken, vandaar, dat het nieuwe ervaringsvermogen vijandig staat aan elke eenzijdige idealiteit, aan elke eenzijdige abstractie en aan elke zinnebeeldige voorstelling daarvan. Daarom zullen, in de nieuwe verhoudingskunst zoowel uitsluitend zinnelijke (decoratieve) als uitsluitend abstracte tendenzen zijn uitgesloten. Zij is alleen mogelijk waar idealiteit en realiteit als eenheid wordt beleefd. Waar in dien zin de polariteit (natuur-geest) tot evenwicht komt, daar wordt als gevolg de mechanische verwerkelijking een noodzakelijkheid. Ook hierin was het kubisme zoowel als het futurisme een belangrijke phase. Evenmin als er, indien de innerlijke metaphysische drijfveeren voorhanden blijven, in de reeële verhoudingskunst sprake is van ornamentiek, zooals Daniel Henry het noemt, evenmin is er in de mechanische esthetiek sprake van materieele levensverindustrialiseering.
|-
| colspan="2" align="right" | (Wordt vervolgd)
|}
== Overige vindplaatsen ==
''De Stijl.'' [deel] ''2. 1921_1932. Complete Reprint 1968.'' Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, 1968, p. 119-122.
[[Categorie:Theo van Doesburg|Het kubistisch probleem 1]]
9wtmit7dz4gv52e8oa0kwh2fmkbicvu
De Opmerker/Jaargang 52/Nummer 48/De Stijl
0
8038
127262
123962
2022-08-11T13:38:23Z
Vincent Steenberg
280
lintfout
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox tijdschriftartikel
| naam = De Stijl
| auteur = Anoniem
| uitgiftedatum = Zaterdag 1 december 1917
| titel = De Stijl
| tijdschrift = [[De Opmerker]]
| jaargang = 52
| nummer = 48
| pagina = 377-378
| afbeelding =
| datering =
| opmerkingen =
| genre = Proza
| taal = Nederlands
| vertaler =
| bron =
| overige publicaties =
| auteursrecht = [[Publiek domein]]
| artikelwikipedia = De Stijl
}}
{|
|
{{Grijs|[377]}}
{{Grijs|[...]}}
<center><big>'''De Stijl'''</big></center>
''Maandblad voor de Beeldende Vakken. Redactie Theo van Doesburg. Uitgave X. Harms Tiepen.''
<br /> Volgens een aankondigingsbericht, waarschijnlijk van den uitgever, beoogt dit maandblad, „de lezers op de hoogte te houden met de ontwikkeling van het nieuwe streven in de Beeldende kunsten (architectuur, schilder., beeldhouwkunst en kunstnijverheid)”.
<br /> „De voornaamste binnen- en buitenlandsche moderne kunstenaars zetten hierin hunne beginselen uiteen.
<br /> Ieder nummer bevat minstens één reproductie als losse bijlage op kunstdrukpapier.”
<br /> „Het eerste nummer bevat artikelen van ''Piet Mondriaan, B. v.d. Leck, J.J.P. Oud, Antony Kok'' e.a. met twee bijlagen.”
<br /> In het tweede nummer, dat 1 December verschijnt, vangt o.a. een artikel aan van ''Gino Severini'', en begint „''Vilmos Huszàr'' zijn vergelijkende aesthetische studies”.
<br /> De voornaamste binnen- en buitenlandsche moderne kunstenaars, dat wil wat zeggen en wij zouden wel eens willen weten aan welke eischen men voldoen moet, om daartoe gerekend te worden. Wellicht krijgen we daar een denkbeeld van uit hetgeen zij ons in dit maandblad over hun beginselen zullen mededeelen.
<br /> Laat ons echter beginnen met hetgeen de Redactie [[De Stijl/Jaargang 1/Nummer 1/Ter inleiding|ter inleiding]] in het eerste nummer schrijft en trachten ons daaruit een voorstelling te vormen van de bedoeling der nieuwe uitgave.
<br /> Wij lezen dan:
<br /> „Dit tijdschriftje wil zijn eene bijdrage tot de ontwikkeling van het nieuwe schoonheidsbewustzijn. Het wil den modernen mensch ontvankelijk maken voor het nieuwe in de Beeldende Kunst. Het wil tegenover de archaïstische verwarring — het „moderne barok” — de logische beginselen stellen van een rijpenden stijl, gebaseerd op zuivere verhouding van tijdgeest en uitdrukkingsmiddelen. Het wil de huidige denkrichtingen betreffende de nieuwe beelding, die, hoewel in wezen gelijk, zich onafhankelijk van elkaar ontwikkeld hebben, in zich vereenigen.”
<br /> Wat is schoonheidsbewustzijn? Wij weten het niet en vernemen het ook niet, maar er schijnt ook een oud schoonheidsbewustzijn te bestaan of te hebben bestaan, anders heeft het geen zin, van een nieuw te spreken. Maar wanneer dit zoo is, dan is schoonheidsbewustzijn iets, dat niet aan tijd gebonden is en kan men weer niet oud en nieuw daarin onderscheiden, doch alleen het aanwezig zijn, of niet aanwezig zijn daarvan. Nu moeten wij onder schoonheidsbewustzijn wellicht verstaan, onberedeneerd schoonheidsbegrip, en dat dit in onzen tijd ontbreekt, dat is vrijwel algemeen bekend aan allen, die nog eenig begrip van schoonheid hebben, of meenen te hebben.
<br /> Het nieuwe tijdschrift wil dus den modernen mensch weder schoonheidsbegrip bijbrengen, hem daarvoor ontvankelijk te maken.
<br /> Voorwaar een schoone, doch zware taak, want wanneer hij nu eens niet ontvankelijk blijkt, is er veel kans, dat het een ijdel pogen wordt. Maar laat ons niet pessimistisch zijn en hopen, dat het den vakman gelukken moge het schoonheidsbewustzijn bij den leek wakker te maken.
<br /> De werkelijk moderne. — d.i. ''bewuste'', — kunste-
<font color="#666666">[378]</font>
378
naar, met deze definitie is waarschijnlijk bedoeld de kunstenaar, die precies weet, wat hij wil, die zich en anderen van al wat hij doet precies rekenschap weet te geven en voor hem is een dubbele roeping weggelegd. Ten eerste: het rein-beeldende kunstwerk voort te brengen.
<br /> Dit is volkomen duidelijk, op het bijvoeglijk naamwoord „rein-beeldend” na, waarvan de beteekenis nog eenigszins in het duister ligt, maar wellicht later opgehelderd zal worden. Dat des kunstenaars roeping is het kunstwerk voort te brengen, zal wel door niemand ontkend worden en wanneer hij die roeping volgt, heeft hij, zouden wij zeggen, genoeg te doen en doet hij ook als kunstenaar genoeg.
<br /> Waarom moet hem nog een tweede roeping worden opgedrongen? Een tweede roeping, die hem slechts kan afleiden van het ongestoord volgen van de eerste. Wanneer het hem niet gelukt, door het kunstwerk zelf, het publiek voor de schoonheid van zijn kunst ontvankelijk te maken, vreezen wij, dat het ook door andere middelen niet gelukken zal. Het maakt in dit geval weinig uit, of de fout bij het publiek of bij den kunstenaar ligt, men vergete niet dat beide mogelijk zijn; zoo goed als er een publiek en een tijdgeest zijn, die den kunstenaar niet begrijpen, zijn er ook kunstenaars, die vreemd staan tegenover het publeik en hun zijn.
<br /> In dit tijdschrift nu bedoelen de moderne kunstenaars, zich in nader contact met het publiek te stellen, door middel van het geschreven woord en de reproductie van het kunstwerk, maar in hoofdzaak door het woord.
<br /> Door het woord hoopt men het vooroordeel, als zou de moderne kunstenaar volgens vooropgestelde theoriën werken, te doen verdwijnen. Inderdaad is er voor dit vooroordeel wel eenige grond, althans het laat zich wel verklaren. Immers de moderne kunstrichtingen zijn elkander betrekkelijk snel opgevolgd, te snel blijkbaar, en het publiek daarvoor zonder meer ontvankelijk te maken, iets waarvoor altijd een eenigszins langdurige inwerking noodig is. Dit heeft de kunstenaars er toe genoopt de inwerking hunner kunst te bevorderen en te bespoedigen, door propaganda met andere middelen. De openbare kritiek werd daarbij te hulp geroepen en verleende welwillend hare medewerking, doch zij kon niet voorkomen, dat een door haar gepropageerde nieuwe kunstrichting spoedig door een nieuwere werd verdrongen. Veel steun ondervond de moderne kunstenaars dus op den duur niet van de openbare kritiek; zij bleef in gebreke het tekort aan schoonheidsontvankelijkheid voor de abstracte kunstopenbaring aan te vullen, zooals in het woord ter inleiding gezegd wordt.
<br /> Wat onder de abstracte kunstopenbaring verstaan wordt, daarbij zullen wij weder niet stilstaan, ook dit zal wellicht later blijken, alleen, het zal wel waar zijn, dat de openbare kritiek te dien opzichte in gebreke is gebleven. Zij heeft waarschijnlijk nog geen tijd gehad, er zich mede bezig te houden en is misschien eenigszins angstvallig er zich mede in de laten op grond der in de laatste jaren opgedane ervaringen.
<br /> Kunstkritiek is een hoogst ondankbaar werk bij een publiek, dat in de eerste plaats voor kunst in hooge mate onverschillig is en in de tweede plaats door de tegenstrijdigheid van de uitspraken der kritiek gedurig in de war gebracht wordt. Wij schrijven daaraan ook de begripsverwarring, het vooroordeel, toe, waarvan hier gesproken wordt.
<br /> Wanneer de moderne kunstenaars er in slagen, op de wijze zooals zij zich dat voorstellen, bij het publiek de begripsverwarring, het vooroordeel, weg te nemen, dan zouden wij ons bijna kunnen vereenigen met het middel, dat zij er nu voor hebben aangegrepen, het woord. Wij blijven echter vooralsnog bij onze meening, dat het een veeg teeken voor de kunst beduidt, wanneer de kunstenaars, om begrepen te worden, bij hun werk een toelichting in woorden, een gebruiksaanwijzing, moeten geven.
<br /> De abstracte kunstopenbaring, wij meenen wel in zoover te weten wat zijn bedoelt, om te kunnen vaststellen, dat zij de voorstelling van de natuur in het algemeen verwerpt, de symbolische voorstelling, de voorstelling van het gemoedsleven en van den hartstocht. Dit maakt, dat zij voorloopig weinig kans heeft, begrepen te worden door een groot deel van het publiek, dat, voor een kunstwerk staande, allereerst vraagt, wat het voorstelt. Slechts een kleine minderheid zal ontvankelijk blijken voor de beginselen, die voortvloeien uit den beeldenden arbeid dezer moderne kunstenaars. Dit moge voor hen voldoening genoeg zijn, gelijk menig profeet tevreden is, wanneer het hem gelukt een kleine gemeente van volgelingen bij elkander te krijgen, maar evenmin als dit laatste veel invloed heeft op het religieus bewustzijn van het publiek, beteekent zulk een kleine kunstgemeente veel voor de opwekking van het schoonheidsbewustzijn, die o.i. algemeen moet zijn, om voor de samenleving vrucht te dragen, in den vorm eener verdiepte kunstcultuur.
<br /> Men is geneigd te vragen of het niet wat ver gaat, naar een verdiepte kunstcultuur te streven in een samenleving, die momenteel absoluut geen kunstcultuur meer heeft en mitsdien ook geen stijl. Wij zullen er echter de moderne kunst geen verwijt van maken, dat zij haar doel te ver en haar idealen te hoog stelt.
<br /> Evenwel voor den modernen kunstenaar is het, meer dan voor die van het voorgeslacht gewenscht, zijn aandacht te schenken aan de dingen in zijn onmiddellijke omgeving en dat de Redactie daarvoor niet blind is blijkt uit het slot van de inleiding, waarin zij zegt:
<br /> „Zoodra de kunstenaars in de verschillende beeldende vakken tot de erkenning zullen komen, dat zij in principe aan elkaar gelijk zijn, dat ze eene ''algemeene'' taal te spreken hebben, zullen ze niet meer angstvallig vasthouden aan hunne individualiteit. Zij zullen aan gene zijde eener beperkende individualiteit het algemeene principe dienen. Het algemeene principe diendende zullen zij vanzelf een organischen stijl moeten voortbrengen. Voor de ''verspreiding'' van het schoone is niet een sociale, maar eene geestelijke gemeenschap noodzakelijk. Eene geestelijke gemeenschap kan echter niet ontstaan zonder opoffering van eene eerzuchtige individualiteit.”
<br /> „Slechts bij consequente doorvoering van dit beginsel kan, uit eene nieuwe verhouding van kunstenaar tot samenleving, de nieuwe beeldende schoonheid zich in alle voorwerpen als stijl gaan openbaren.”
<br>{{Idt}}Ook dit slot, en niet minder de verdere inhoud dezer eerste aflevering van [[De Stijl|„de Stijl”]] leveren nog stof te over op voor opmerkingen, die wij evenwel voor een volgend nummer bewaren.
|}
[[Categorie:De Opmerker]]
s9fnvobk8uu8djl6qxt7bmcdkiaaarb
HvdB/Diploma voor de H. Familie
0
12707
127263
119928
2022-08-11T13:39:00Z
Vincent Steenberg
280
lintfout
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox krantenartikel
| naam = Diploma voor de H. Familie
| auteur = [[Auteur:HvdB|H.v.d.B.]]
| uitgiftedatum = Woensdag 19 februari 1919
| titel = Diploma voor de H. Familie
| krant = De Tijd
| jaargang = 73
| nummer = 21879
| katern =
| editie = [Dag
| pagina = 7-8]
| afbeelding =
| datering =
| opmerkingen = Albin Windhausen vermeld als A. Windhausen
| genre =
| taal = Nederlands
| bron = [http://kranten.kb.nl kranten.kb.nl]
| auteursrecht = [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]]
| artikelwikipedia =
}}
{|
|
{{Grijs|[7]}}
{{Grijs|[...]}}
'''Diploma voor de H. Familie.''' – Bij C. N. Teulings te ’s Hertogenbosch is verschenen een plaat der H. Familie, als diploma der opdracht en aanneming in de Aartsbroederschap der H. Familie. Deze fraaie plaat, naar het origineel van den bekenden kunstschilder A. Windhausen, is uitgevoerd in steendruk, op dik chromopapier, in prachtigen kleuren- en gouddruk.
<br /> De opvatting, waarvan de kunstenaar bij het ontwerpen van dit diploma uitging, is deze: het diploma zij voor de leden niet enkel en alleen het officieel bewijs hunner opdracht, maar stelle hun tevens voor oogen het verheven voorbeeld van het H. Drietal, aan welks vereering en navolging zij zich bij die opdracht hebben toegewijd. Jn drie tafereelen, te zamen vormend een triptiek, wordt daarom de H. Familie hier voorgesteld als het voorbeeld van verschillende deugden, waarin de leden der Broederschap het H. Drietal meer bijzonder moeten navolgen. Het linksche tafereel geeft ons de H. Familie te zien, rustend op de vlucht naar Egypte, met daarbij als hoofdpersoon den H. Jozef, zorgend voor zijn gezin, het toonbeeld vooral voor de huisvaders. Het middentafereel geeft ons een blik in het huisje van Nazareth: de H. Familie aan den arbeid. Als hoofdpersoon is hier bedoeld het Goddelijk Kind, in gehoorzaamheid aan Maria en Jozef zijn nederigen arbeid verrichtend, het toonbeeld meer bijzonder voor de jongelieden. Het rechtsche tafereel eindelijk stelt ons voor het H. Drietal, des morgens bij het opgaan der zon te zamen neergeknield in gebed. Hier is meer bijzonder gedacht aan de Allerheiligste Maagd, als toonbeeld eener godsdienstige huismoeder
<br /> De artistiele randversiering, waarin het ge heel vervat is, is rijk aan symboliek.
<br /> Druk en uitvoering vallen zeer te loven.
Wat later dan wij gewoon zijn, kwam de Februari-aflevering van het kloeke „Mannenadel en Vrouweneer“ dit keer uit.
<br /> Het lange wachten en vooral de loffelijke vermelding, welke het maandschrift onlangs van dr. Deckers te beurt viel, in de Tweede Kamer, deden het ons met graagte ter hand nemen. Op een der interrupties van een der politieke tegenstanders had dr. Deckers gezegd: „Als de heeren het tijdschrift meer lazen zouden ook zij het misschien interessant vinden.“ Wij, die tot de trouwe lezers behooren, vinden het reeds lang interssant en meer dan dat.
{{Grijs|[8]}}
Pater Mosmans opent de aflevering met een beschouwing over den invloed, van den oorlog op de zedelijkheid en vooral op het huwelijk, dat ook ten onzent – men zie in de rubriek „Van Hier en Ginds“ de uitlatingen van „De Haagsche Post“ en „Dameskroniek“, – allesbehalve veilig is.
<br /> De laatstelijk voorgestelde reformaties van het corpswezen is voor den bekenden professor Timmermanss een welkome gelegenheid, om zijn meening omtrent het gevaarlijke van het Corpslidmaatschap nogmaals ronduit te zeggen en degelijk te motiveeren, met verwijzing zelfs naar niet-katholieke bladen.
<br /> Pater van Grinsven verzamelt wederom, en haalt breedvoerig aan, wat in de Kamer en door de Regeering over bioscoopcommissie, bioscoop- en tooneelcensuur, subsidieering van goede tooneelkunst en van R. K. Openbare Leeszalen, volksuniversiteiten, padvinderij, scheiding van de sexen in de gevangenis ten beste wordt gegeven.
<br /> In de bladzijden, gewijd aan de rubriek „Van Hier en Ginds“ heeft Observer wederom heel wat wetenswaardigs vastgelegd en o.a. nog eens de voosheid aangetoond van de bewering onlangs in „Het Volk“ neergeschreven, als zoude Paus en Regeering in 1650 verlof tot polygamie gegeven hebben.
<br /> Het „Nieuws uit de afdeelingen“ bewijst, dat de vereeniging „Voor Eer en Deugd“ in verschillende plaatsen bloeit en met succes optreedt.
<br /> Moge ook het orgaan blijven bloeien en zich in een steeds ruimeren lezerskring verheugen.
H. v. d. B., R. K. Pr.
|}
== Overige vindplaatsen ==
*Anoniem (15 februari 1919) ‘Boekbeoordeelingen. Diploma voor de H. Familie’, ''De Amstelbode'', [p. 2-3].
[[Categorie:De Tijd|B]]
99gwqsq1k46k4lfja3zwy5a8qgoht9z
Hoofdportaal:Beeldende kunst/Kunstnijverheid
100
15808
127309
122553
2022-08-11T19:37:57Z
Vincent Steenberg
280
+artikelen
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox thema
| naam = Kunstnijverheid
| afbeelding = Vierdelig zwart Wedgwood rouwservies theepot met reliëf decoratie, objectnr 76289-1.A-B(2).JPG
| beschrijving = Dit is een overzicht van alle op [[Wikisource:Over Wikisource|Wikisource]] beschikbare bronnen over [[:wikipedia:nl:Toegepaste kunst|kunstnijverheid]].
}}
== Algemeen ==
=== Verzamelen - Musea - Tentoonstellingen ===
==== Tentoonstellingen ====
;1919
*[''Tentoonstelling van architectuur en kunstnijverheid''], Haagsche Kunstkring, Den Haag, 8-27 februari 1919, geen catalogus.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (8 maart 1919) [[De Opmerker/Jaargang 54/Nummer 10/In den Haagschen Kunstkring|‘Vereenigingen. In den Haagschen Kunstkring. (8–27 Februari)’]], ''De Opmerker'', jrg. 54, nr. 10, p. 3.
;1925
*''Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes'', Parijs, 28 april-25 oktober 1925.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (7 september 1924) [[Het Vaderland/Jaargang 56/7 september 1924/Ochtendblad/Moderne kunst|‘Moderne kunst’]], ''Het Vaderland'', Ochtendblad, p. 3.
**Anoniem (20 december 1924) [[Het Vaderland/Jaargang 56/20 december 1924/Avondblad/De Stijl en de "1925" te Parijs|‘De Stijl en de „1925” te Parijs’]], ''Het Vaderland'', Avondblad B, p. 2.
**Anoniem (4 augustus 1925) [[Het Vaderland/Jaargang 57/4 augustus 1925/Avondblad/De expositie te Parijs|‘De expositie te Parijs. Pro en Contra het Hollandsche Paviljoen. Een Enquête’]], ''Het Vaderland'', Avondblad B, p. 2.
== Geschiedenis; Nederland ==
=== Algemeen ===
*Anoniem (1 maart 1923) [[Anoniem/Nederlandsche Kunstnijverheid|‘Nederlandsche Kunstnijverheid’]], ''Algemeen Handelsblad'', Avondblad, p. 9.
;Vereeniging Voor Vak en Kunst, Dordrecht
*''Officieele catalogus van de nationale tentoonstelling van nijverheid en kunst uitgeschreven door de Vereeniging voor Vak en Kunst'', Oranje-Park, Dordrecht, juni-augustus 1897.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (16 januari 1897) [[Architectura/Jaargang 5/Nummer 3/Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst|‘Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst’]], ''Architectura'', jrg. 5, nr. 3, p. 19-20.
**Anoniem (6 februari 1897) [[Architectura/Jaargang 5/Nummer 6/Voor Vak en Kunst te Dordrecht|‘Voor Vak en Kunst te Dordrecht’]], ''Architectura'', jrg. 5, nr. 6, p. 37.
**Anoniem (13 februari 1897) [[Architectura/Jaargang 5/Nummer 7/Tentoonstelling te Dordrecht|‘Tentoonstelling te Dordrecht’]], ''Architectura'', jrg. 5, nr. 7, p. 40-41.
=== Ca. 1850-ca. 1914 ===
;Jonkergouw, Jos. (1858-1921)
*Anoniem (25 december 1901) [[Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant/Jaargang 1901/Nummer 298/Kunstnieuws|‘Kunstnieuws’]], ''Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant'', Vierde Blad, [p. 3].
=== 20e eeuw ===
;Tentoonstellingen
*''Jaarbeurs voor Kunstnijverheid anno 1919'', Stedelijk Museum, Amsterdam, 1 november-1 december 1919.<br />Aankondigingen en recensies:
**Ro van Oven (6 november 1919) ‘Jaarbeurs voor Kunstnijverheid. Stedelijk Museum’, ''De Telegraaf'', Avondblad, p. 7.
**M.V. (10 november 1919) [[Algemeen Handelsblad/Jaargang 92/Nummer 29689/Avondblad/Jaarbeurs voor Kunstnijverheid II|‘Jaarbeurs voor Kunstnijverheid II’]], ''Algemeen Handelsblad'', Avondblad, Tweede Blad, p. 7.
**Anoniem (22 november 1919 (22 november 1919) [[De Maasbode/Jaargang 52/Nummer 16613/Ochtendblad/Jaarbeurs voor kunstnijverheid|‘Jaarbeurs voor kunstnijverheid [2]’]], ''De Maasbode'', Ochtendblad, tweede blad, [p. 1].
**Anoniem (27 november 1919) [[Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/Jaargang 1919/Nummer 279/Jaarbeurs voor Kunstnijverheid te Amsterdam|‘Jaarbeurs voor Kunstnijverheid te Amsterdam’]], ''Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant'', Derde Blad, [p. 1].
**[Robert van 't] H.[off] (3 december 1919) ‘Jaarbeurs voor Kunstnijverheid’, ''De Tribune'', [p. 1].
*''Catalogus staal en textiel. Vierde der wisseldende kunstnijverheidstentoonstellingen georganiseerd door de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst VANK in het Stedelijk Museum te Amsterdam'', 23 december 1933-15 februari 1934.<br />Aankondigingen en recensies:
**H.C. Verkruysen (6 januari 1934) ‘Tentoonstelling van de V.A.N.K. in het Stedelijk Museum te A’dam van 23 Dec. ’33 tot 15 Febr. ’34’, ''Bouwkundig Weekblad Architectura'', jrg. 55, nr. 1, p. 10-11.
;Piet Zwart
*Anoniem (8 maart 1919) [[De Opmerker/Jaargang 54/Nummer 10/In den Haagschen Kunstkring|‘In den Haagschen Kunstkring’]], ''De Opmerker'', jrg. 54, nr. 10, p. 3.
*Anoniem (13 november 1925) [[Limburger Koerier/Jaargang 80/Nummer 260/Sted. Museum|‘Sted. Museum. Affiches-tentoonstelling’]], ''Limburger Koerier'', eerste blad, p. 2.
== Volkskunst ==
*Anoniem (31 juli 1925) [[Anoniem/Vierde Provinciale Huisvlijt-tentoonstelling te Roermond|‘Vierde Provinciale Huisvlijt-tentoonstelling te Roermond’]], ''De Tijd'', [p. 8].
== Binnenhuis- en meubelkunst ==
=== Historische binnenhuis- en meubelkunst; algemeen ===
*Anoniem (24 januari 1925) [[Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 82/Nummer 24/Ochtendblad/Meubelkunst|‘Meubelkunst’]], ''Nieuwe Rotterdamsche Courant'', Ochtendblad B, p. 3.
*Anoniem (28 december 1989) ‘Moderne meubels’, ''De Telegraaf'', p. T 19.
=== Historische binnenhuis- en meubelkunst; Duitsland ===
;Bosen, Viggo
*''In Holland staat een huis. Het interieur van 1800 tot heden'', Stedelijk Museum, Amsterdam, juli-oktober 1941.<br>Aankondigingen en recensies:
**L. (15 juli 1941) [[Algemeen Handelsblad/Jaargang 114/Nummer 37530/Avondblad/Woninginrichting in de nieuwe eeuw|‘Woninginrichting in de nieuwe eeuw’]], ''Algemeen Handelsblad'', Avondblad, derde blad, p. 5.
=== Historische binnenhuis- en meubelkunst; Hongarije ===
;Berkovich, Elmar
*''In Holland staat een huis. Het interieur van 1800 tot heden'', Stedelijk Museum, Amsterdam, juli-oktober 1941.<br>Aankondigingen en recensies:
**L. (15 juli 1941) [[Algemeen Handelsblad/Jaargang 114/Nummer 37530/Avondblad/Woninginrichting in de nieuwe eeuw|‘Woninginrichting in de nieuwe eeuw’]], ''Algemeen Handelsblad'', Avondblad, derde blad, p. 5.
=== Historische binnenhuis- en meubelkunst; Nederland ===
;Algemeen
*Sluys, Corn. v.d. (29 december 1935) [[Het Vaderland/Jaargang 67/29 december 1935/Binnenhuiskunst|‘Binnenhuiskunst. Nieuwe zakelijkheid. Voor- en tegenstanders. V’]], ''Het Vaderland'', Ochtendblad B, p. 1.
;Tentoonstellingen
*''Het huis en zijn inrichting'', Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam, mei-juni 1920, geen catalogus bekend.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (30 juni 1920) [[Algemeen Handelsblad/Jaargang 93/Nummer 29918/Avondblad/Mevrouw Schreve-IJzerman gehuldigd|‘Mevrouw Schreve-IJzerman gehuldigd’]], ''Algemeen Handelsblad'', Avondblad, [p. 1].
*''In Holland staat een huis. Het interieur van 1800 tot heden'', Stedelijk Museum, Amsterdam, juli-oktober 1941.<br>Aankondigingen en recensies:
**L. (15 juli 1941) [[Algemeen Handelsblad/Jaargang 114/Nummer 37530/Avondblad/Woninginrichting in de nieuwe eeuw|‘Woninginrichting in de nieuwe eeuw’]], ''Algemeen Handelsblad'', Avondblad, derde blad, p. 5.
;Rietveld, Gerrit
*''Catalogus staal en textiel. Vierde der wisseldende kunstnijverheidstentoonstellingen georganiseerd door de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst VANK in het Stedelijk Museum te Amsterdam'', 23 december 1933-15 februari 1934.<br />Aankondigingen en recensies:
**H.C. Verkruysen (6 januari 1934) ‘Tentoonstelling van de V.A.N.K. in het Stedelijk Museum te A’dam van 23 Dec. ’33 tot 15 Febr. ’34’, ''Bouwkundig Weekblad Architectura'', jrg. 55, nr. 1, p. 10-11.
== Aardewerk - porselein - glas ==
*Anoniem (25 maart 1969) ‘Expositie Chinees porselein in Venlo’, ''Limburgsch Dagblad'', p. 19.
=== Aardewerk - porselein ===
;Hobbel, Paulus Jacob (1879-1966)
*''Kunstkring Delft'', Agathaklooster, Delft, 20 november-5 december 1926, geen catalogus.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (22 november 1926) [[Delftsche Courant/Jaargang 85/Nummer 274/Kunstkring Delft|‘Kunstkring Delft’]], ''Delftsche Courant'', Eerste blad, [p. 2].
;Stichting Teka vok (Tegelsche Keramische Volkskunst)
*''Hedendaagsche Limburgsche Kunst'', Gemeentemuseum, Den Haag, 30 oktober-12 december 1937.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (30 oktober 1937) [[De Tijd/Nummer 29685/Avondblad/Hedendaagsche Limburgsche Kunst|‘Hedendaagsche Limburgsche Kunst’]], ''De Tijd'', Avondblad, [p. 5].
== Smeed-, giet- en juwelierskunst ==
=== IJzersmeed- en gietkunst ===
;Meijers, Henri
*Anoniem (17 juli 1894) [[Limburger Koerier/Jaargang 49/Nummer 165/Roermond, 16 Juli|‘Roermond, 16 Juli’]], ''Limburger Koerier'', [p. 3].
=== Edelsmeed- en juwelierskunst ===
==== Edelsmeedkunst ====
*Anoniem (15 oktober 1982) ‘Roermonds zilver’, ''Limburgsch Dagblad'', p. 2.
;Begeer, Anthonie (1856-1910)
*Anoniem (16 januari 1897) [[Architectura/Jaargang 5/Nummer 3/Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst|‘Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst’]], ''Architectura'', jrg. 5, nr. 3, p. 19-20.
;Edelsmidse Brom
*L.T. (5 juli 1947) [[Nieuwe Haarlemsche Courant/Jaargang 69/Nummer 23890/De Spaarnekerk|‘De Spaarnekerk. Een van Haarlems stamparochies’]], ''Nieuwe Haarlemsche Courant'', [p. 2].
;Sandifort, Cor (1903-1986)
*''Hedendaagsche Limburgsche Kunst'', Gemeentemuseum, Den Haag, 30 oktober-12 december 1937.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (30 oktober 1937) [[De Tijd/Nummer 29685/Avondblad/Hedendaagsche Limburgsche Kunst|‘Hedendaagsche Limburgsche Kunst’]], ''De Tijd'', Avondblad, [p. 5].
==== Juwelierskunst ====
*Anoniem (8 juli 1941) [[De Tijd/Jaargang 97/Nummer 31868/Avondblad/De Fibulae van Nijmegen|‘De Fibulae van Nijmegen. Promotie dr. H. J. H. van Buchem’]], ''De Tijd'', Avondblad, p. 3.
== Textielkunst - Lederkunst ==
=== Algemeen ===
;Tentoonstellingen
*[''Tentoonstelling oude textiele kunst en kantwerken''], Voor de Kunst, Utrecht, ....-21 februari 1897, geen catalogus.<br>Aankondigingen en recensies:
**L.M. (13 februari 1897) [[Architectura/Jaargang 5/Nummer 7/Kunstnijverheid|‘Kunstnijverheid. Tentoonstelling der Vereeniging „Voor de Kunst” te Utrecht’]], ''Architectura'', jrg. 5, nr. 7, p. 39-40.
*[''Tentoonstelling van kunstnaaldwerk en weefwerk''], Rotterdamsche Kunstkring, Rotterdam, ....-9 juli 1911, geen catalogus bekend.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (27 juni 1911) [[Algemeen Handelsblad/Jaargang 84/Nummer 26652/Avondblad/De in de lokalen van den Rotterdamschen Kunstkring geopende tentoonstelling|‘De in de lokalen van den Rotterdamschen Kunstkring geopende tentoonstelling […]’]], ''Algemeen Handelsblad'', p. 7.
=== Weef- en knoopkunst; algemeen ===
;Strube, Greta
*[''tentoonstelling''], De Constcaemer, Breda, september 1935, geen catalogus.<br>Aankondigingen en recensies:
**Anoniem (21 september 1935) [[Dagblad van Noord-Brabant/Jaargang 75/Nummer 15350/Tentoonstelling in de Passage|‘Tentoonstelling in de Passage’]], ''Dagblad van Noord-Brabant'', tweede blad, p. 6.
=== Naaldkunst ===
;Stoltzenberg, Frans
*Anoniem (26 januari 1856) [[De Roermondenaar, Nieuws- en advertentieblad voor stad en land/Jaargang 1/Nummer 4/De Heer Minister van Binnenlandsche Zaken heeft ter algemeene kennis gebragt|‘De Heer Minister van Binnenlandsche Zaken heeft ter algemeene kennis gebragt, [...]’]], ''De Roermondenaar'', [p. 1].
=== Kantkunst ===
*Anoniem (20 december 1892) [[Limburger Koerier/Jaargang 47/Nummer 212/Uit Duitschland (1)|‘Uit Duitschland’]], ''Limburger Koerier'', [p. 2].
[[Categorie:Wikisource:Hoofdportalen]]
mx7v4etivuu6puz9r05nbqr2i9v0ny1
Auteur:Eli Heimans
102
18911
127332
127144
2022-08-12T06:56:09Z
Dick Bos
455
Wandelboekje
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox auteur
| naam = Eli Heimans
| portret =
| gebplaats = Zwolle
| gebdatum = 28 februari 1861
| overlplaats = Gerolstein
| overldatum = 22 juli 1914
| pseudoniem =
| nationaliteit = Nederlands
| genre = natuur
| taal = Nederlands
| werken =
}}
'''Eli Heimans''' (Zwolle, 28 februari 1861 – Gerolstein (Duitsland), 22 juli 1914) was een Nederlands schrijver, onderwijzer en natuurbeschermer, die bekend werd door zijn bijdragen op het gebied van de “natuurlijke historie”.
Hij werkte nauw samen met [[Auteur:Jac. P. Thijsse|Jac. P. Thijsse]] (1865-1945).
== Werken ==
* 1889: ''Willem Roda''. Wordt wel aangeduid als “een klassieker uit de Nederlandse jeugdliteratuur”.<ref name=roda>Willem Roda:
* [http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=heim004will01 dbnl] ook beschikbaar als e-book; geen pdf van origineel - waarschijnlijk eerste druk (1889)
* mogelijk eerste druk (1889): [https://books.google.nl/books?id=7i9nAAAAcAAJ Google Books]; [https://books.google.nl/books?id=chNTFvx94icC id.] ("met acht houtsneden naar teekeningen van Johan Braakensiek")
* vijfde druk [1919]: [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB18A:016297000 Delpher]; ook in [https://www.gutenberg.org/ebooks/50018 Gutenberg]
* zesde druk [192.]: [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB18A:027216000 Delpher] (in de reeks "De Goede Kameraad")
* zevende druk [c. 1932]: [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB24:071194000 Delpher] (in de reeks "De Goede Kameraad")
* [https://librivox.org/willem-roda-by-eli-heimans/ in librivox] (ook: [https://archive.org/details/willem_roda_0812_librivox librivox in IA])</ref>
* 1901: ''Dappere kerels.''<ref name=dapper>[http://www.dbnl.org/tekst/heim004dapp01_01/ ''Dappere kerels''] in dbnl</ref>
* 1902: ''Van allerlei dieren : Leesboek voor het 6de tot 8ste schooljaar. Deel A.''<ref name=allerA>[http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=heim004vana02 ''Van allerlei dieren. Deel A''] in dbnl</ref>
* 1903: ''Van allerlei dieren : Leesboek voor het 6de tot 8ste schooljaar. Deel B.''<ref name=allerB>[http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=heim004vana01 ''Van allerlei dieren. Deel B''] in dbnl</ref>
* 1906: ''[[Eli Heimans (1906) - Wandelen en Waarnemen|Wandelen en waarnemen : Geïllustreerde schetsen uit het leven van planten en dieren]].'' Amsterdam : Van Holkema & Warendorf. {{kleine scan link|HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu}}<ref name=wandel>[http://www.dbnl.org/tekst/heim004wand01_01/ ''Wandelen en waarnemen''] in dbnl; zie ook: [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000011290:00012 Delpher]</ref>
* 1906: ''Met kijker en bus : geïlllustreerde schetsen uit het leven van planten en dieren. Amsterdam : Van Holkema & Warendorf.<ref name=kijker>[http://www.worldcat.org/oclc/63684750 WorldCat-entry] voor Heimans 1906 - ''Met kijker en bus''</ref>
* 1911: ''Uit ons krijtland.''
* 1912: ''Het aquariumboekje.'' In de reeks: [[:w:nl:Bibliotheek van “De Levende Natuur”]]<ref name=aqua>[http://www.worldcat.org/oclc/65994381 WorldCat entry] voor Heimans 1912</ref>
Samen met Jac. P. Thijsse schreef Heimans:
* de reeks [[:w:nl:Van vlinders, bloemen en vogels|Van vlinders, bloemen en vogels]]:<ref name=heiden>Het enige deeltje dat online beschikbaar is, is ''[http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=heim004heie01 Hei en dennen]'' (1e dr.) in dbnl (met pdf van de getranscribeerde tekst).</ref>
** 1894: ''Van vlinders, bloemen en vogels'' (ondertitel: Langs dijken en wegen)
** 1895: ''In sloot en plas''
** 1896: ''Door het rietland''
** 1897: ''Hei en dennen''
** 1899: ''In de duinen''
** 1901: ''In het bosch''
* Overige boeken van E. Heimans en Jac. P. Thijsse, niet in serie uitgegeven
** 1899: ''Geïllustreerde Flora van Nederland''<ref name=geill>[http://www.dbnl.org/tekst/heim004geil01_01/ ''Geïllustreerde Flora van Nederland'' (2e druk)] in dbnl</ref>
** 1900: ''Wandelboekje voor natuurvrienden''<ref name=wandelb>''Wandelboekje'' [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB24:077259000 achtste druk (1920)] in delpher.</ref>
** 1901: ''In het Vondelpark''
== Over Eli Heimans ==
* Jac. P. Thijsse (1929) – 'Levensbericht van E. Heimans.' In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1929, p. 18-..<ref name=levensbericht>[http://www.dbnl.org/tekst/_jaa003192901_01/_jaa003192901_01_0012.php Thijsse 1929] in dbnl</ref>
== Voetnoten ==
{{References|12px}}
3ofybb2qj4y6uhp9ak80pq5cpq2yzkh
127333
127332
2022-08-12T07:02:03Z
Dick Bos
455
Uit de natuur 1916
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox auteur
| naam = Eli Heimans
| portret =
| gebplaats = Zwolle
| gebdatum = 28 februari 1861
| overlplaats = Gerolstein
| overldatum = 22 juli 1914
| pseudoniem =
| nationaliteit = Nederlands
| genre = natuur
| taal = Nederlands
| werken =
}}
'''Eli Heimans''' (Zwolle, 28 februari 1861 – Gerolstein (Duitsland), 22 juli 1914) was een Nederlands schrijver, onderwijzer en natuurbeschermer, die bekend werd door zijn bijdragen op het gebied van de “natuurlijke historie”.
Hij werkte nauw samen met [[Auteur:Jac. P. Thijsse|Jac. P. Thijsse]] (1865-1945).
== Werken ==
* 1889: ''Willem Roda''. Wordt wel aangeduid als “een klassieker uit de Nederlandse jeugdliteratuur”.<ref name=roda>Willem Roda:
* [http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=heim004will01 dbnl] ook beschikbaar als e-book; geen pdf van origineel - waarschijnlijk eerste druk (1889)
* mogelijk eerste druk (1889): [https://books.google.nl/books?id=7i9nAAAAcAAJ Google Books]; [https://books.google.nl/books?id=chNTFvx94icC id.] ("met acht houtsneden naar teekeningen van Johan Braakensiek")
* vijfde druk [1919]: [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB18A:016297000 Delpher]; ook in [https://www.gutenberg.org/ebooks/50018 Gutenberg]
* zesde druk [192.]: [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB18A:027216000 Delpher] (in de reeks "De Goede Kameraad")
* zevende druk [c. 1932]: [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB24:071194000 Delpher] (in de reeks "De Goede Kameraad")
* [https://librivox.org/willem-roda-by-eli-heimans/ in librivox] (ook: [https://archive.org/details/willem_roda_0812_librivox librivox in IA])</ref>
* 1901: ''Dappere kerels.''<ref name=dapper>[http://www.dbnl.org/tekst/heim004dapp01_01/ ''Dappere kerels''] in dbnl</ref>
* 1902: ''Van allerlei dieren : Leesboek voor het 6de tot 8ste schooljaar. Deel A.''<ref name=allerA>[http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=heim004vana02 ''Van allerlei dieren. Deel A''] in dbnl</ref>
* 1903: ''Van allerlei dieren : Leesboek voor het 6de tot 8ste schooljaar. Deel B.''<ref name=allerB>[http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=heim004vana01 ''Van allerlei dieren. Deel B''] in dbnl</ref>
* 1906: ''[[Eli Heimans (1906) - Wandelen en Waarnemen|Wandelen en waarnemen : Geïllustreerde schetsen uit het leven van planten en dieren]].'' Amsterdam : Van Holkema & Warendorf. {{kleine scan link|HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu}}<ref name=wandel>[http://www.dbnl.org/tekst/heim004wand01_01/ ''Wandelen en waarnemen''] in dbnl; zie ook: [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000011290:00012 Delpher]</ref>
* 1906: ''Met kijker en bus : geïlllustreerde schetsen uit het leven van planten en dieren. Amsterdam : Van Holkema & Warendorf.<ref name=kijker>[http://www.worldcat.org/oclc/63684750 WorldCat-entry] voor Heimans 1906 - ''Met kijker en bus''</ref>
* 1911: ''Uit ons krijtland.''
* 1912: ''Het aquariumboekje.'' In de reeks: [[:w:nl:Bibliotheek van “De Levende Natuur”]]<ref name=aqua>[http://www.worldcat.org/oclc/65994381 WorldCat entry] voor Heimans 1912</ref>
Samen met Jac. P. Thijsse schreef Heimans:
* de reeks [[:w:nl:Van vlinders, bloemen en vogels|Van vlinders, bloemen en vogels]]:<ref name=heiden>Het enige deeltje dat online beschikbaar is, is ''[http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=heim004heie01 Hei en dennen]'' (1e dr.) in dbnl (met pdf van de getranscribeerde tekst).</ref>
** 1894: ''Van vlinders, bloemen en vogels'' (ondertitel: Langs dijken en wegen)
** 1895: ''In sloot en plas''
** 1896: ''Door het rietland''
** 1897: ''Hei en dennen''
** 1899: ''In de duinen''
** 1901: ''In het bosch''
* Overige boeken van E. Heimans en Jac. P. Thijsse, niet in serie uitgegeven
** 1899: ''Geïllustreerde Flora van Nederland''<ref name=geill>[http://www.dbnl.org/tekst/heim004geil01_01/ ''Geïllustreerde Flora van Nederland'' (2e druk)] in dbnl</ref>
** 1900: ''Wandelboekje voor natuurvrienden''<ref name=wandelb>''Wandelboekje'' [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB24:077259000 achtste druk (1920)] in delpher</ref>
** 1901: ''In het Vondelpark''
** [1916]: ''Uit de natuur'' (bloemlezing uit zijn werk, verzameld door H.E. Heimans)<ref name=uit>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB02:100005296 ''Uit de natuur''] in delpher</ref>
== Over Eli Heimans ==
* Jac. P. Thijsse (1929) – 'Levensbericht van E. Heimans.' In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1929, p. 18-..<ref name=levensbericht>[http://www.dbnl.org/tekst/_jaa003192901_01/_jaa003192901_01_0012.php Thijsse 1929] in dbnl</ref>
== Voetnoten ==
{{References|12px}}
aht6pv6dp8ra6amnn9fxs73gjqpe5ew
Het Nieuws van den Dag/Nummer 13184/De buste van dr. Cuypers
0
22326
127312
71322
2022-08-11T20:52:54Z
Vincent Steenberg
280
typo
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox krantenartikel
| naam = De buste van dr. Cuypers
| auteur = Anoniem
| uitgiftedatum = Maandag 2 december 1912
| titel = De buste van dr. Cuypers
| krant = Het Nieuws van den Dag
| jaargang = ?
| nummer = 13184
| editie = [Dag]
| katern = 4e blad
| pagina = 14
| afbeelding =
| datering =
| opmerkingen = Pierre Cuypers vermeld als dr. Cuypers
| genre =
| taal = Nederlands
| bron = [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010109135:mpeg21:a0195 delpher.nl]
| auteursrecht = [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]]
| artikelwikipedia =
}}
{{center|De buste van dr. Cuypers.}}
{{idt}}Abusievelijk is vermeld, dat op het voetstuk van de buste van dr. P. J. H. Cuypers alleen de ''laatste'' van zijn drie voornamen voorkomt.
<br>{{idt}}De buste staat met den rug tegen den wand, en de drie vrijgebleven zijden van het voetstuk zijn gebezigd voor het opschrift, dat in zijn geheel luidt: „Petrus Josephus Hubertus Cuypers, Architect Aetatis 85”.
<br>{{idt}}Dit inschrift is zóó verdeeld, dat de woorden „Hubertus Cuypers” een plaats hebben gekregen op het vóórvlak.
[[Categorie:Het Nieuws van den Dag]]
[[Categorie:Kunst]]
sz31sitpf9unqif298rkq9uck9qol8h
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/1906/Nummer 23/Dr. P.J.H. Cuypers te Zwolle
0
22649
127315
72191
2022-08-11T21:11:27Z
Vincent Steenberg
280
Vincent Steenberg heeft pagina [[Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/Jaargang 1906/Nummer 23/Dr. P.J.H. Cuypers te Zwolle]] hernoemd naar [[Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/1906/Nummer 23/Dr. P.J.H. Cuypers te Zwolle]]: vereenvoudiging
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox krantenartikel
| naam = Dr. P. J. H. Cuypers te Zwolle
| auteur = Anoniem
| uitgiftedatum = Zaterdag 27 januari 1906
| titel = Dr. P. J. H. Cuypers te Zwolle
| krant = Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant
| jaargang = ?
| nummer = 23
| editie = [Dag]
| katern = Tweede Blad
| pagina = [1]
| afbeelding =
| datering =
| opmerkingen = Pierre Cuypers vermeld als P.J.H. Cuypers, Rembrandt als Rembrant
| genre =
| taal = Nederlands
| bron = [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMHCO01:000076817:mpeg21:a0027 delpher.nl]
| auteursrecht = [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]]
| artikelwikipedia =
}}
{|
|
{{center|<big>Dr. P. J. H. Cuypers te Zwolle.</big>}}
{{idt}}In het aardige zaaltje van het Museum op de Melkmarkt, waar ook de beide dezen winter reeds gehouden voordrachten plaats hadden, trad voor een vrij groot publiek – het zaaltje was geheel bezet – dr. Cuypers op. Naar men zich herinneren zal had de heer Hoefer de vorige week een en ander gegeven tot inleiding.
<br>{{idt}}Als voorzitter der vergadering fungeerde de heer N. A. Cramer.
<br>{{idt}}''Dr. Cuypers'' sprak allereerst over de St. Servaaskerk in Maastricht, waarvan foto’s en afbeeldingen aan den muur de aanwezigen reeds een denkbeeld hadden gegeven. Spr. gaf een uitvoerige inleiding ten beste over de historie dezer oude kerk en kon daarbij herinneren aan verschillende vondsten door hem zelf gedaan bij het onderzoek naar de historie, zooals die verteld werd door overblijfselen in den grond en gedeelten ook van het bouwwerk daarboven.
<br>{{idt}}De oudste kerk, die ter plaatse van de huidige St. Servatiuskerk heeft gestaan, is, naar spr. verhaalde, waarschijnlijk in de vierde eeuw gebouwd, toen St. Servatius uit Tongeren naar het versterkte Maastricht zijn toevlucht nam. Bij de opgravingen zijn van deze oudste kapel nog sporen gevonden.
<br>{{idt}}De oudste deelen der kerk in haar vorm van nu zjjn uit de zesde eeuw, de toen gebouwde kerk, door spr. telkens aangeduid als die van Monulphus en Rodulphus, was gebouwd over het graf van St. Servatius, dat in een crypt was gemaakt. Deze kerk had toen den basiliekvorm zonder adept.
<br>{{idt}}In het Karolingisch tijdperk is al weer gebouwd aan de kerk; vergelijking met bouwwerk uit dien tijd in Nijmegen en in Aken bracht spr. tot deze conclusie. De stijl van Egenhart, die toentertijd als rijksbouwmeester schijnt te hebben gefungeerd, en waarvan bekend is, dat hij als proost van de St. Servaas is gestorven, is onmiskenbaar voor wie van deze materie studie heeft gemaakt.
<br>{{idt}}Een eigenaardige bijzonderheid deelde de heer Cuypers hierbij nog mede, hoe nl. een reisbeschrijving van Gregorius van Tours aanduiding doet van de plaats waar Servaas’ graf in een crypt was met de gang er heen, welke aanwijzingen volkomen juist bleken.
<br>{{idt}}De crypt onder de St. Servaas is later verlaagd in verband met de wenschelijkheid het altaar wat te doen zakken.
<br>{{idt}}In de 17e eeuw was er op de klassiek geworden wijze veel aan de kerk ge- en verknoeid, en dat is de voornaamste aanleiding geworden van de door spreker uitgevoerde restauratie. Het werk van toen was bovendien niet oversterk, zooals een onderzoek spreker had geleerd, waarom hij de dienstdoende priesters had gewaarschuwd tegen een bepaald gedeelte, en werkelijk nog geen maand later, een kwartiertje nadat er nog dienst was gehouden viel uit een der gewelven een roset neer.
<br>{{idt}}Aan de deur was een teekening aangebracht van de kerk in haar gerestaureerden vorm en daarnaast toonde een andere afbeelding, hoe dr. Cuypers geloofde, dat de kerk in haar ouden vorm geweest was.
<br>{{idt}}Lichtbeelden, door den heer Geesink vertoond, verduidelijkten het gesprokene woord en gaven telkens weer aanleiding tot nadere opmerkingen.
<br>{{idt}}De foto’s die langs de muren waren gezet, zijn naar wij vernemen hier achtergebleven en de heer Hoefer verklaarde zich bereid Zaterdag middag tusschen half twee en half vier aan belangstellenden ze te laten zien en uit te leggen.
<br>{{idt}}Nadat de St. Servaas was afgehandeld deelde dr. Cuypers een en ander mede over de Roermondsche kerk, die in de 13e eeuw gebouwd was door Gerhart III van Nassau. Deze Gothische kerk, de Onze Lieve Vrouwe Munster, is in 6 jaar tijds gebouwd, wat voor dien tijd enorm vlug was. Omtrent de graftombe van Gerhart III van Nassau en zijn gemalin Margaretha van Brabant, vertelde spr. hoe bij de opening daarvan destijds bleek, dat beide lijken in dezelfde houding, met dezelfde kleeren ook aan lagen in hun graf als de beelden bovenop de tombe. Zoodra spr. en de kerkelijke autoriteiten, daarbij tegenwoordig, dit hadden gezien was het graf weer gesloten en zelfs in dit korte oogenblik had men reeds kunnen opmerken hoe het toetreden der lucht een verandering teweeg bracht.
<br>{{idt}}Van de kerk kwam spr. op het kasteel en verhaalde van den arbeid door hem en zijn zoon verricht aan het Huis ter Haar, waar zij uit de ruïne heel den ouden vorm hadden teruggevonden en daarin toen het huis hebben gereconstrueerd. Bijzonder aardig was, wat dr. C. daarbij meedeelde omtrent de wijze, waarop 20e eeuwsch comfort was verbonden aan den antieken vorm. De oude verdedigingstoren bevat nu de machinerie voor de electriciteit, de oude binnenplaats is nu een groote hal, waarop alle kamers uitloopen. In deze hal heeft dr. C. mooie basreliefs doen aanbrengen, waarop de genoegens van dien tijd in beeld werden gebracht: het schaakspel, de dans, het z.g. chevaucher (dat is het te samen op een paard rijden van een heer en een dame) enz. enz. Weer zorgde het sciopticon, dat de bijeengekomenen zagen, wat dr. C. besprak.
<br>{{idt}}Ten slotte werden verschillende gebouwen geprojgeteerd door spr. opgericht, het Centraalstation in Amsterdam, het Rijksmuseum – hierbij wees spr. er op, hoe het zijn bedoeling was geweest Rembrant’s „Nachtwacht” van grooten afstand te doen zien en meende, dat hij daarmee gebleven was in de lijn van des schilders bedoe{{grijs|[l]}}ingen. Toen R. toch zijn Nachtwacht afleverde had hij den burgemeester nog gewaarschuwd, dat hij niet te dicht bij de schilderij moest komen: „De verf van een nieuwe schilderij stinkt”, daarmede had de schilder zijn aanmaning gemotiveerd.
<br>{{idt}}Ook enkele der andere werken van dr. Cuypers werden nog vertoond, waarna de heer ''Cramer'' in zeer welgekozen bewoordingen den spreker dank zeide voor zijn belangwekkende voordracht.
|}
[[Categorie:Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant]]
[[Categorie:Kunst]]
nhep8gt44auroyxy4hclnvsmio3ztdn
Algemeen Handelsblad/Jaargang 80/Nummer 25163/Avondblad/Dr. P. J. H. Cuypers
0
24324
127313
81495
2022-08-11T20:59:45Z
Vincent Steenberg
280
removed [[Category:Pierre Cuypers]] using [[Help:Gadget-HotCat|HotCat]]
wikitext
text/x-wiki
{{Infobox krantenartikel
| naam = Dr. P. J. H. Cuypers.<br>(1827—16 Mei—1907).
| auteur = Anoniem
| uitgiftedatum = Donderdag 16 mei 1907
| titel = Dr. P. J. H. Cuypers. (1827—16 Mei—1907).
| krant = Algemeen Handelsblad
| jaargang = 80
| nummer = 25163
| editie = Avondblad
| katern = Derde Blad
| pagina = 9
| afbeelding =
| datering =
| opmerkingen =
| genre =
| taal = Nederlands
| bron = [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000208769:mpeg21:a0057 delpher.nl]
| auteursrecht = [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]]
| artikelwikipedia =
}}
{|
|
{{Center|<big><big>Dr. P. J. H. Cuypers.</big>
(1827—16 Mei—1907).</big>}}
{{Idt}}Wanneer een kunstenaar als dr. Cuypers het voorrecht heeft in goede gezondheid, vol van de opgewektheid, de belangstelling in nieuwe dingen, de weetgierigheid noodig voor het ondernemen van een verre reis, zijn 80sten verjaardag te vieren, dan is het een plicht en een genoegen hem geluk te wenschen, hem te zeggen dat wij ons verheugen in zijn bezit, hem nog eens te danken voor wat hij ons heeft geschonken.
<br>{{Idt}}Dien dank brengen wij heden den tachtigjarige. En wij voegen er onze wenschen voor een gelukkigen levensavond bij.
<br>{{Idt}}Maar ook willen wij, zoo goed dat in een kort bestek mogelijk is, onzen lezers in herinnering brengen, wat wij, wat de Nederlandsche bouwkunst aan dr. Cuypers te danken heeft.
<br>{{Idt}}Toen Petrus Josephus Hubertus Cuypers in 1849 aan de Antwerpsche Academie den prix d’excellence in de bouwkunst behaalde, was deze kunst in ons land droevig in verval. Schijn, valschheid, nabootsing, onbegrepen dikwijls, van wat elders gemaakt werd — dat is ongeveer het beeld van onze bouwkunst van omstreeks het jaar 1850. En zelfs aan de Academie, waar hij was opgeleid, waren de denkbeelden omtrent architectuur zeer eigenaardig: de Grieksche bouwkunst stond in het hoogste aanzien, men zwoer er bij Vitruvius; de renaissance werd erkend, en de Gothiek, die, in België vooral niet alleen in kerken en kathedralen maar in stadhuizen, markthallen en woonhuizen zooveel merkwaardigs had nagelaten, was in het geheel niet in tel, heette nauwelijks goed voor kerken.
<br>{{Idt}}Zeer merkwaardig was het dan ook, dat de jonge Cuypers uit zich zelf tot andere denkbeelden kwam. Hij begreep, dat de kunst van de Grieken uit de oudheid verder van ons afstaat dan die van ons eigen land in de middeleeuwen; hij had ook gezien dat de geminachte Gothische kunst uit een constructief oogpunt hooger stond dan die der oudheid; hij voelde ook, dat de bouwkunst had te breken met een bouwwijze, die andere materialen gebruikte dan zij deed voorkomen, die pronkte met „deuren en vensters, waarin geen opening is, schoorsteenen zonder rookkanaal, dakgoten zonder waterleiding, tot zelfs gevels zonder gebouw er achter”, zooals jhr. mr. Victor de Stuers in zijn schets van dr. Cuypers in de ''Mannen en Vrouwen van Beteekenis'' schreef.
<br>{{Idt}}Al spoedig kreeg de jonge architect de gelegenheid van deze meeningen te doen blijken, toen de bisschop van Roermond hem raadpleegde over de kort te voren gepleisterde Munsterkerk, waar men verder o. a. de ramen en de bogen van het emporium had dichtgemetseld. Hij werd met de restauratie van het koor der kerk belast. Minder gelukkig was hij met een ontwerp voor een kerk te Helmond, en voor een kerk te Steyl, waar hij gewelven wilde bouwen, die werkelijk gewelven waren: die „gevaarlijke constructie” durfde men niet aan. In de pastorie te Vechel en het kerkje te Oeffelt paste hij deze bouwwijze echter toe, en met succes! Hier was dus de strijd tegen gewelven van latten en gips gewonnen!
<br>{{Idt}}Kwam Cuypers destijds reeds op voor waarheid in de bouwkunst, ook voor een logische constructie van wat hij bouwde, voor versiering aan de constructie ondergeschikt en er uit voortvloeiende bond hij den strijd aan. En hij kreeg gelegenheid dat te doen, niet alleen in gebouwen, maar ook bij het ontwerpen van voorwerpen voor kerkelijk gebruik, waarmede hij belast werd, toen hij zich geassocieerd had met den heer Stoltzenberg te Roermond. De werkplaatsen der nieuwe firma werden te Roermond gevestigd en Cuypers is die steeds blijven leiden, steeds ontwerpend en teekenend, zelfs in details, voorwerpen van allerlei aard, steeds blijk gevend van fijnen smaak, bijzondere vindingrijkheid en groote constructieve handigheid. Tot den vooruitgang van het ambacht heeft dr. Cuypers dan ook het zijne bijgedragen, zoowel in zijne werkplaatsen, en door de opleiding, die velen daar ontvingen, als door het gesproken woord: wij herinneren ons van enkele jaren geleden een zeer overtuigende voordracht over dit onderwerp in den katholieken Kunstkring „De Violier”.
<br>{{Idt}}Intusschen was hij reeds begonnen te bouwen, huizen, maar vooral kerken. Het aantal kerken, dat Cuypers gebouwd heeft is over de honderd. Daaronder zijn zeer belangrijke — te Amsterdam vijf, waaronder het merkwaardige kerkje in de Vondelstraat.
<br>{{Idt}}Maar ook heeft hij vele oude bouwwerken gerestaureerd. Niet alleen in ons land, maar ook er buiten. Het belangrijkste van deze laatste werken is wel de Dom te Mainz. Van beteekenis voor Cuypers was de restauratie van de Munsterkerk te Roermond, ook daarom omdat zij hem in aanraking bracht met Viollet-le-Duc, die, met andere deskundigen, zijn oordeel omtrent den vroegeren toestand der kerk bevestigde, en sedert een vriend bleef, die veel invloed op zijn verdere ontwikkeling heeft gehad.
<br>{{Idt}}In 1874, hij woonde toen reeds eenige jaren te Amsterdam, werd Cuypers lid van het College der Rijksadviseurs voor de Monumenten van geschiedenis en kunst, een college dat slechts vier jaren heeft bestaan, maar in dien tijd veel invloed heeft gehad, zoowel op de nieuwe gebouwen die van rijkswege werden gezet, als op de zorg voor bestaande monumenten, en waarin Cuypers een belangrijke rol heeft gespeeld. In 1876 werd hij, na een besloten prijskamp, benoemd tot architect der Rijksmuseumgebouwen en hij stichtte ons museum, trots veel tegenstand, in den stijl van het begin der 16e eeuw. Wij hebben ons er voor to buigen. Een stijl van de 19e eeuw was er immers niet; een ander bouwmeester zou, had hij destijds een museum moeten bouwen, een anderen stijl uit ouden tijd hebben gevolgd. En ook al is het waar, dat niet alle ruimten in het gebouw even gelukkig zijn uitgevallen voor het doel, waarmede zij zijn gebouwd, het museum heeft zooveel schoonheden, het is een zoo indrukwekkend geheel, dat wij dr. Cuypers voor dit tnonument slechts dankbaar kunnen zijn.
<br>{{Idt}}Men weet dat dr. Cuypers onlangs aan het museum de Nachtwachtzaal heeft aangebouwd, een uitbreiding, die, hoe goed geslaagd ook wat aangaat het doel waarmee zij werd ontworpen, o. i. geen verbetering van het gebouw mag heeten. Maar eer dan een woord van verwijt hierover past een woord van waardeering voor den man, die zijn werk van minder belang heeft willen achten toen het gold Rembrandt’s meesterwerk een betere plaats te verschaffen.
<br>{{Idt}}Toen het Rijksmuseum in 1885 werd geopend, werkte Cuypers reeds sedert 1881 aan het Centraal-Station te Amsterdam, na het Rijksmuseum zijn belangrijkst niet-kerkelijk bouwwerk.
<br>{{Idt}}Tenzij men als zoodanig de merkwaardige reconstructie van een middeneeuwsch kasteel zou willen beschouwen, die dr. Cuypers bij Haarzuylens voor baron Van Zuylen van Nyevelt uit Parijs heeft tot stand gebracht, een gebouw uit een ruïne herrezen, naar de weinige aanwijzingen, die eenige fragmenten gaven. Een monument van kennis en smaak, waarvan elk onderdeeltje, elk lijstje, elk paneel is versierd in den stijl van den tijd, rijk en bescheiden, een monument ook van de vindingrijkheid, waarmee alle moderne gemakken zijn vereenigd met den zuiversten 14de eeuwschen stijl.
<br>{{Idt}}Heeft dr. Cuypers dus voor een groot deel zijn kracht gezocht in het toepassen van de kunst van eeuwen geleden, zijn invloed op de kunst van onzen tijd is niet te miskennen. Hij heeft door zijn logisch werken, zijn ondergeschikt maken van alle bijwerk, alle versiering aan de constructie, den weg gebaand voor een zuiverder, eerlijker bouwkunst, die komende is. Hij heeft zelf geen nieuwe bouwkunst geschapen, dat kan niet één mensch. Maar hij heeft niet alleen ons het beste gegeven wat zijn tijd kon voortbrengen, zijn streven is van veel invloed geweest op de kunst die na hem komt.
<br>{{Idt}}Zijn werken is niet altijd gewaardeerd, hij heeft met tegenwerking, soms van de kleinste soort te kampen gehad; niet ten onrechte heeft jhr. De Stuers in de aangehaalde schets telkens gewezen op de oppositie van „anti-papistische” zijde, die tegen hem gevoerd is. Maar zijn verdiensten zijn door sommigen reeds dadelijk, thans, meenen wij, wel door ieder erkend. Dat hij eerst van de Utrechtsche hoogeschool, nu ook van de Technische Hoogeschool den doctorstitel ontving; dat wie weet hoeveel genootschappen hem eerden door allerlei onderscheidingen, en ridderorden van vele landen hem werden geschonken, zij hier vermeld; het zijn slechts enkele van de vele bewijzen van waardeering die hij ontving. Van de betrekkingen, — ook zij zijn vele — waarin hij stad en land diensten bewees, noemen wij het lidmaatschap van den Amsterdamschen gemeenteraad, en het leeraarsambt aan de Museumscholen.
<br>{{Idt}}Waarvoor wij dr. Cuypers dankbaar hebben te zijn, is ten slotte mischien door A. C. Wertheim het best gezegd, toen den bouwmeester van het Rijksmuseum na de opening van het gebouw op indrukwekkende wijze door een groot aantal landgenooten hulde werd gebracht. De redenaar sprak toen o.a. deze woorden, waarmee wij willen eindigen:
<br>{{Idt}}„Wij vragen niet met angstige kleinmoedigheid aan welke kunstperiode gij uw grondgedachte en uwe motieven hebt ontleend, want wij begrijpen, dat gij den aandrang hebt gevolgd van uwe innerlijke bezieling, geënt op het tijdperk dat, meer in het bijzonder, het veld was uwer uitgebreide studiën. Kunst is vrijheid. Daarom den kunstenaar geen voorschrift gegeven, hem in geen keurslijf gewrongen, hem geen grenzen gesteld. De kunstenaar is de verkondiger van de poëtische gedachte, van het bezielde en bezielende pogen, van de liefelijke phantasie, die gevleugelde dochter des hemels. Hij arbeidt niet om een doel te bereiken, om te leeraren, te overtuigen, — veel minder om te keeren. De kunst zelve is hem middel en doel tevens. Het hoogste, het edelste, het reinste, dat hij kan, dat hij wil bereiken.
<br>{{Idt}}„En daarom zijn wij u dankbaar voor hetgeen gij ons hebt gegeven — zooals gij het gegeven hebt, dat is, zooals het moest worden als uiting vau uw gemoedsleven, van uw wereldbeschouwing, van uw kunstrichting, van uw individualiteit, in éen woord: van uw genie.”
|}
[[Categorie:Algemeen Handelsblad]]
e014uh7sfyw94djkm83wawlou9c7daj
Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/44
104
26357
127271
89758
2022-08-11T16:46:12Z
Hamaryns
263
apostroffen, gedachtestrepen, wit
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{RH|left=|center=32|right=}}</noinclude>''Over de apokriefe boeken''.
''Over de wetten van'' {{sp|Solon}}, {{sp|Lykurgus}}, {{sp|Zoroaster}} ''en'' {{sp|Confucius}}.
''Over de ouderlyke macht''.
''Over'' {{sp|Shakespeare}} ''als geschiedschryver''.
''Over de slaverny in Europa''. (Wat hy hiermee bedoelt, begryp ik niet. Nu, zoo is er meer!)
''Over schroefwatermolens''.
''Over het souverein recht van gratie''.
''Over de chemische bestanddeelen der ceylonsche kaneel''.
''Over de tucht op koopvaardyschepen''.
''Over de opiumpacht op Java''.
''Over de bepalingen omtrent het verkoopen van gif''.
''Over het doorgraven der landengte van Suez, en de gevolgen daarvan''.
''Over de betaling, van landrenten in naturâ''.
''Over de koffikultuur te Menado''. (Dit heb ik al genoemd.)
''Over de scheuring van het romeinsche ryk''.
''Over de'' {{sp|gemüthlichkeit}} ''der Duitschers''.
''Over de skandinavische'' {{sp|Edda}}.
''Over den plicht van Frankryk, om in den indischen Archipel zich een tegenwicht tegen Engeland te verschaffen''. (Dit was in ’t fransch, ik weet niet waarom?)
''Over het azyn maken''.
''Over de vereering van'' {{sp|Schiller}} ''en'' {{sp|Göthe}} ''in den duitschen middelstand''.
''Over de aanspraken van den mensch op geluk''.
''Over het recht van opstand by onderdrukking''. (Dit was in ’t ''javaansch.'' Ik ben dien titel eerst later te weten gekomen.)
''Over ministerieele verantwoordelykheid''.
''Over eenige punten in de krimineele rechtsvordering''.
''Over het recht van een volk, te eischen dat de opgebrachte belasting ten-zynen-behoeve worde aangewend''. (Dat was weer in ’t ''javaansch.'')
''Over de dubbele'' A ''en de grieksche'' ETA.
''Over het bestaan van een onpersoonlyken God in de harten der menschen''. (Een infame leugen!)
{{nop}}<noinclude></noinclude>
41uvrt673avug6onn759te7l37tr258
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/363
104
29626
127297
99472
2022-08-11T18:51:41Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 351 — }}</noinclude>Het bovengenoemd onderzoek van {{sc|hind}} was, naar het mij voorkwam, bij uitstek geschikt om het geloof aan de overeenstemming tusschen de kometen van de jaren 1264 en 1566 te verzwakken, en het bevreemdde mij daarom, in een kort opstel over die kometen, door {{sc|mädler}} in het begin van het jaar 1844 gegeven, de verklaring aan te treffen, dat toen aan die overeenstemming naauwelijks meer getwijfeld kon worden. {{sc|Mädler}} wilde, door eene vlugtige berekening der storingen, welke de komeet had ondervonden, den tijd van hare terugkomst meer naauwkeurig bepalen, en meende, dat onder alle planeten, alleen de aarde, die den 12{{smaller|<sup>den</sup>}} Maart des jaars 1556 zeer digt bij de komeet was geweest, een' merkbaren invloed op haren nieuwen omloopstijd kon hebben uitgeoefend. Die invloed werd door zijne vlugtige berekening, op niet meer dan 14 dagen geschat en {{sc|mädler}} leidde daaruit alleenlijk de gevolgtrekking af, dat de komeet althans niet voor het jaar 1847 verwacht kon worden. De maatschappij van wetenschappen te Modena scheen in het geloof van {{sc|mädler}} niet te deelen, of door zijne verklaring te zijn gerust gesteld, daar zij, in het midden des jaars 1845, eene prijsvraag uitschreef, waarin zij een nieuw onderzoek begeerde, omtrent de overeenstemming der kometen van de jaren 1264 en 1556, met inachtneming der storingen, welke die ligchamen hadden ondervonden. Het was ligt die prijsvraag uit te schrijven, maar, zoolang men geene nog onbekende bruikbare waarnemingen wist aan te wijzen, was hare beantwoording even zoo zwaar, als te beslissen, of de planeten levende wezens tot bewoners hebben. De bekende waarnemingen waren nog geenszins uitgeput, want, bij de berekening van de loopbaan der komeet van het jaar 1264, had men in het geheel geen gebruik gemaakt van de Chinesche waarnemingen, omtrent welke {{sc|edouard biot}}, in het jaar 1843, nieuwe en hoogstbelangrijke inlichtingen had gegeven, en de mogelijkheid bestond, dat men, al zoekende, de oorspronkelijke waarnemingen van {{sc|fabricius}}, omtrent de komeet van het jaar 1556, zoude wedervinden; maar het liet zich volstrekt niet aanzien, dat de nog ongebruikte bekende waarnemingen de zekerheid zouden kunnen geven, die men begeerde, en nog minder dat die zekerheid zoude kunnen<noinclude></noinclude>
atv7v0g0uvkve40u8ezeoeofimhjawt
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/364
104
29627
127298
99473
2022-08-11T18:55:00Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 352 — }}</noinclude>worden verkregen door storingen, voor wier juiste berekening het aan de onontbeerlijkste vereischten ontbrak.
Toen {{sc|hind}} in het jaar 1843 de gedachte aan de kometen van de jaren 1264–1556 weder had verlevendigd, maar de waarschijnlijkheid van hare overeenstemming, door zijn onderzoek, geenszins had verhoogd, hoopte men in elke nieuwe komeet, die zich openbaarde, het hemellicht terug te vinden, welks hernieuwde verschijning allengs met grooter verlangen werd te gemoet gezien. {{sc|Hind}} moest zelfs tusschen beiden komen, om den sterrekundige {{sc|cooper}} van dwaling te overtuigen, toen deze volstrektelijk in de komeet die in het jaar 1845 verscheen, de kometen van de jaren 1264 en 1556 had willen wedervinden. Bij de algemeene verwachting, hoofdzakelijk door hem opgewekt, scheen {{sc|hind}} verontrust te worden door het denkbeeld, dat de loopbaan der komeet van het jaar 1556, noch met de waarnemingen, noch met de loopbaan der komeet van 1264, zoo goed als men dit wenschen moest, overeenkwam. De oorspronkelijke waarnemingen van {{sc|fabricius}} bleven verborgen, maar {{sc|hind}}, die zich aan nieuwe studiën omtrent onze kometen overgaf, deed in het begin van het jaar 1847 de belangrijke ontdekking, dat de waarnemingen omtrent de komeet van het jaar 1556, door {{sc|pingré}} geboekt, in behoorlijke overeenstemming met elkander werden gebragt, indien men eenvoudiglijk aanneemt, dat {{sc|pingré}} aan een paar sterren, op het kaartje van {{sc|lycosthenes}}, verkeerde namen had gegeven. De vroeger gebruikte, maar nu verdachte plaats der komeet voor den 5{{smaller|<sup>den</sup>}} Maart 1556 verwerpende, en zijne toevlugt nemende tot de opgaven, die voor den 4{{smaller|<sup>den</sup>}} Maart golden, berekende {{sc|hind}} de loopbaan der komeet op nieuw, en daardoor werden groote zwarigheden uit den weg geruimd. De loopbaan nu door {{sc|hind}} gevonden, voldeed behoorlijk aan het geheel der waarnemingen, kwam zeer goed met die door {{sc|halley}} bepaald overeen, en verschilde niet meer dan deze met de loopbaan, die {{sc|pingré}} voor de komeet van het jaar 1264 verkregen had. Eenigen tijd daarna was {{sc|hind}} zoo gelukkig, ten minste eenen afdruk te vinden van het kaartje bij {{sc|lycosthenes}} voorkomende, en toen bleek het dat {{sc|pingré}} inderdaad eene ster van dat kaartje verkeerd had be-<noinclude></noinclude>
tkly1l3w6r30femm0avd68y1yw5jpfq
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/365
104
29628
127300
100788
2022-08-11T18:57:29Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 353 —}}</noinclude>noemd, en daardoor tot het vroeger verschil tusschen {{sc|hind}} en {{sc|halley}} aanleiding had gegeven. De fout van {{sc|pingré}} bleek echter anders te zijn dan {{sc|hind}} zich die had voorgesteld, maar dit had geenen invloed op zijne berekeningen, omdat hij de waarneming van den 5{{smaller|<sup>den</sup>}} Maart geheel verworpen had. Naderhand is het evenwel gebleken, dat de plaats der komeet, voor den 4{{smaller|<sup>den</sup>}} Maart, van welke {{sc|hind}} zich had bediend, niet door waarneming was bepaald, maar door {{sc|fabricius}}, op goed geluk, op zijn kaartje was aangeteekend. {{sc|Hind}} heeft door zijne nieuwe berekeningen, die in het begin des jaars 1847 werden bekend gemaakt, den twijfel weder opgeheven, tot welken zijne vroegere berekeningen billijke aanleiding gaven, maar men kan niet zeggen, dat door zijn onderzoek de overeenstemming der kometen van de jaren 1264 en 1556 merkbaar grooter is geworden dan zij dit, reeds in het jaar 1760, door de onderzoekingen van {{sc|pingré}} geworden was.<ref name=p353> Ik acht mij verpligt, ten behoeve van hen die geene vreemdelingen in de sterrekunde zijn, hier de uitkomsten mede te deelen, die men, voor de zoogenaamde ''elementen'' der loopbanen onzer kometen, heeft verkregen. De Lengten van het perihelium en van den klimmenden knoop zijn, in de onderstaande opgaven, alle tot de ligging van het nachteveningspunt voor het jaar 1556 herleid. De doorgangen door het perihelium zijn in ouden stijl uitgedrukt en de kortste afstanden, zoo als gewoonlijk, in decimale deelen van den straal van de loopbaan der aarde.
{{c|{{Img float
| style =
| above =
| file = Albumdernatuur56 0373.png
| width = 450px
| align =
| alt = Tabel met doorgangen van de verschillende kometen.
| cap =}}}}
</ref> Na de bovengemelde zijn tot heden geene nieuwe pogingen aangewend, om de loopbanen der kometen van de jaren 1264 en 1556 zoo naauwkeurig mogelijk te bepalen, en het oordeel over hare overeenstemming is alzoo in den tijd van eene eeuw geen stap vooruitgegaan.
{{nop}}<noinclude>{{smallrefs}}</noinclude>
5ivo0rhpdvuua06tpsbm05smdhyqbxk
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/366
104
29629
127301
99474
2022-08-11T19:00:39Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 354 —}}</noinclude>{{sc|hind}}, die de uitkomsten zijner onderzoekingen, omtrent de kometen van de jaren 1264 en 1556, regelmatig in sterrekundige tijdschriften had bekend gemaakt, gaf in het jaar 1848, voor een meer,uitgebreiden kring van lezers, een boekje in het licht, onder den titel: ''On the expected return of the great comet of'' 1264 ''and'' 1556 ''etc, By'' {{sc|j.r. hind}}. ''London'' {{sc|g. hoby}} 1848. Dat boekje bevat weinig van hetwelk de sterrekundigen niet reeds kennis droegen en toch veel, dat alleen voor hen verstaanbaar en belangrijk is. Het vermeldt de titels van een aantal werken, in welke eenige mededeelingen omtrent onze kometen worden aangetroffen en die bijna alle reeds door {{sc|pingré}} waren aangehaald; het geeft eene korte beschrijving van het voorkomen en de schijnbare beweging onzer kometen, aan die werken ontleend; een verslag van de berekeningen, voor de bepaling harer loopbanen ondernomen, en een aantal tabellen, waaruit de strooken van den hemel kunnen worden afgeleid, over welke de komeet moet worden opgespoord, zoo men haar, bij hare wederverschijning, zoo vroeg mogelijk wil vinden. Een hoofdstuk van het boekje van {{sc|hind}} is toegewijd aan een onderwerp, op hetwelk wij een oogenblik onze aandacht moeten vestigen, en dit is de beantwoording van de vraag, of vroegere verschijningen van
<ref follow=p353>Een deskundige zal uit de bovenstaande opgaven dadelijk afleiden, dat de overeenstemming tusschen de loopbanen der kometen van de jaren 1264 en 1556 veel te groot is, om aan het loutere toeval te kunnen worden toegeschreven en het niet voor het minst zeer waarschijnlijk te doen worden, dat beide kometen hetzelfde ligchaam hebben uitgemaakt. Wij zien, dat die waarschijnlijkheid door de jongste onderzoekingen van
{{sc|hind}} niet is vergroot, want komt de helling van den loopkring der komeet van 1556, door hem bepaald, meer dan die door {{sc|halley}} gevonden, met de helling van den loopkring der komeet des jaars 1264 overeen, alle overige door hem bepaalde elementen der komeet van 1556, wijken, meer dan die van {{sc|halley}}, van de elementen der komeet van 1264 af. Vooral is het verschil tusschen de kortste afstanden te groot, om te kunnen worden voorbijgezien en niet eenigen grond voor twijfel over te laten. Tot dien twijfel gevoelt men zich nog meer geregtigd, als men het oog niet op de gevondene elementen slaat, maar op de ruwheid der waarnemingen, waaruit zij zijn afgeleid. {{sc|Hind}} heeft wel aangetoond, dat de loopbaan der komeet van 1556, door hem gevonden, de schijnbare beweging der komeet van 1264 vrij wel verklaart, maar hij heeft niet bewezen, dat die beweging niet omtrent even goed verklaard kan worden uit eene loopbaan, welke aanmerkelijk van die der komeet van 1556 verschilt.</ref><noinclude>{{smallrefs}}</noinclude>
6mg7wu0k7op556d7pwenrb03m28l902
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/367
104
29630
127302
99475
2022-08-11T19:02:39Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 355 —}}</noinclude>kometen het vermoeden, dat de kometen van de jaren 1264 en 1556 hetzelfde ligchaam zijn geweest, al of niet begunstigen. Indien de kometen van de jaren 1264 en 1556 hetzelfde ligchaam waren, moet de omloopstijd van dat ligchaam omtrent 292 jaren, of een evenmatig deel van dat tijdvak bedragen. Bij elken omloop om de zon, moet de komeet in de nabijheid van de zon en de aarde wederkeeren, en eene komeet, zoo groot als die van de jaren 1264 en 1556, zal bij zulk eene gelegenheid niet ligtelijk geheel onopgemerkt voorbijgaan. De vroegere verschijningen van kometen kunnen dus over de overeenstemming onzer kometen worden geraadpleegd, en tevens dienen om te beslissen, of de omloopstijd één, twee of meermalen in het tijdvak van 292 jaren begrepen moest wezen. Dat onderzoek wordt echter daardoor verzwaard, dat aan den omloopstijd eener komeet, die omtrent drie eeuwen bedraagt, door de aantrekking der planeten, ligtelijk eene verandering van vrij wat jaren kan worden toegebragt, terwijl het bijna altijd aan de opgaven ontbreekt, die ons in staat zouden stellen eene komeet aan hare loopbaan te herkennen. De vroegere verschijningen van kometen geven volstrekt geene aanleiding om te veronderstellen, dat de komeet van het jaar 1556 eenen omloopstijd zoude hebben, die meer dan eenmaal in het tijdvak van 292 jaren begrepen is, maar zij hebben inderdaad het hare bijgedragen, om die komeet eenen omloopstijd van omtrent 292 jaren te doen toekennen, daar het schijnt dat zij zich, niet slechts in de komeet van het jaar 1264, maar ook in kometen, die, met tusschen-tijden van omtrent die grootte, in vroegere eeuwen verschenen zijn, laat wedervinden. In het jaar 975, en dus weder 289 jaren vroeger, verscheen eene komeet, die reeds door {{sc|pingré}} als eene vroegere verschijning der komeet van het jaar 1556 werd aangezien, en het bleek {{sc|hind}}, door eene opzettelijke berekening, dat hare schijnbare beweging, voor zoo ver die bekend was, zeer goed uit de loopbaan der komeet van het jaar 1556 verklaard kon worden. Nog drie eeuwen vroeger zijn onderscheidene kometen aan plaatsen van den hemel verschenen, waar de komeet van het jaar 1556 zich niet vertoond kan hebben, maar, behalve deze, werd eene in het jaar 683, en dus<noinclude></noinclude>
kuyzxft8cl5sa5i3xxofk8liaqq3kht
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/368
104
29801
127319
99476
2022-08-12T06:06:57Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 356 —}}</noinclude>weder 292 jaren voor 975 gezien, die de komeet van het jaar 1556 geweest kan zijn. "Weder 291 jaren vroeger, namelijk in het jaar 392, werd in China eene komeet waargenomen, omtrent wier schijnbare beweging niets is medegedeeld, en van welke men althans niet kan beweren, dat zij de komeet van het jaar 1556 niet is geweest. Ook in het jaar 104 verscheen eene komeet, wier schijnbare beweging met de loopbaan der komeet van het jaar 1556 kan worden overeen gebragt, en de berigten van nog vroegere eeuwen zijn al te oppervlakkig, om een verder nasporen van onze komeet toe te laten. Het vermoeden, dat de kometen van de jaren 1264 en 1556 hetzelfde ligchaam zijn geweest, wordt alzoo door de vroegere verschijningen van kometen versterkt, maar in weêrwil van het onderzoek van {{sc|hind}}, komt het mij wel waarschijnlijk, maar geenszins zeker voor, dat ook de kometen van de jaren 975, 683, 392 en 104 voor datzelfde ligchaam moeten worden gehouden. Het weinige dat omtrent de schijnbare bewegingen dier kometen is medegedeeld, is niet in strijd met de loopbaan der komeet van het jaar 1556, maar het is niet bewezen, dat het niet ook met eene loopbaan, die daarvan aanmerkelijk verschilt, zoude kunnen worden overeengebragt. {{sc|Hind}} heeft, naar mijn inzien, zijn onderzoek niet ver genoeg uitgebreid, door aan den omloopstijd zijner komeet eene veel te kleine veranderlijkheid toe te kennen, en ik acht het niet onmogelijk, dat de vroegere verschijningen der komeet van het jaar 1556, indien die inderdaad zijn waargenomen, althans gedeeltelijk, op jaartallen vallen, die aanmerkelijk van de bovengemelde verschillen.
De komeet van het jaar 1264 had, door die van 1556, doen aankondigen, dat zij, omstreeks het midden van de tegenwoordige eeuw, onze aarde een hernieuwd bezoek zoude komen brengen, maar dit was op zulk eene wijze geschied, dat men geen onbepaald vertrouwen in hare belofte kon stellen, en omtrent den juisten tijd van hare komst geheel in het onzekere bleef verkeeren. Aan het bezoek van die komeet eene hooge waarde hechtende, heeft men zich reeds zeer vroeg tot hare behoorlijke ontvangst voorbereid, maar de gespannen verwachting, waarin men leefde, bleef onbevredigd, en zoo dikwijls als eene komeet werd ontdekt, die aanvan-<noinclude></noinclude>
1547fqh2lf56tu5021wzd3nq9mkfwg3
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/369
104
29811
127320
99477
2022-08-12T06:09:17Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 357 —}}</noinclude>keliijk de lang verbeide scheen te wezen, bleek het later, dat men zich bedrogen had. In het jaar 1848 werd door {{sc|jahn}} te Leipzig het berigt door Europa verbreid, dat de komeet werkelijk was wedergevonden, maar ook dit berigt was het uitvloeisel van eene vergissing, en hoezeer men haar toen reeds met ongeduld verbeidde, er is nog geen spoor van haar ontdekt geworden, terwijl wij nu zelfs het jaar 1856 beleven. Men zoude zich minder teleurgesteld hebben gevoeld, indien men meer algemeen had begrepen, dat de komeet, door de aantrekking der planeten, kon zijn opgehouden, en dat, zonder eene juiste kennis van de storingen, die zij had ondervonden, geene billijke reden bestond, om spoedig aan hare wederverschijning te wanhopen. Over die storingen was sedert lang veel gesproken, maar niemand had in ernst de handen aan het werk geslagen, om haar door berekening te bepalen, en inderdaad kon die arbeid ook niet uitlokkend genoemd worden. Men kon de volledige berekening van den invloed, dien de aantrekking der planeten op de ligging en de gedaante van de loopbaan der komeet moest hebben uitgeoefend, voor volstrekt nutteloos houden, want het liet zich aanzien, dat die invloed veel kleiner zoude zijn, dan de onzekerheid, die in de kennis van de loopbanen onzer kometen was overgebleven; doch wilde men met zekerheid beslissen, of de aantrekking der planeten de wederkomst der komeet zoude bespoedigen of vertragen, wilde men weten of die bespoediging of vertraging met weken, maanden of jaren geteld moest worden, zoo moest men vreesselijk langwijlige berekeningen ten uitvoer brengen, tegen welke alle sterrekundigen schenen op te zien. In de veronderstelling, dat de kometen van de jaren 1264 en 1556 werkelijk hetzelfde ligchaam zijn geweest, moest haar omloopstijd 291 jaren en 279 dagen bedragen hebben, en had men kunnen aannemen dat de volgende omloopstijd juist even zoo lang zoude wezen, zoo had de komeet in het midden van de maand Februarij des jaars 1848 tot haren kortsten afstand van de zon moeten wederkeeren en reeds een paar maanden vroeger voor ons moeten zigtbaar worden. De komeet was echter in de maand Maart van het jaar 1556 vrij digt bij de aarde gekomen, en het was daarom zeer mogelijk, dat de aantrek-<noinclude></noinclude>
497f5dc8dzbysxfmbpb1hx6lga3pbl5
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/370
104
29813
127321
99478
2022-08-12T06:11:19Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 358 —}}</noinclude>king der aarde eene aanmerkelijke wijziging aan de snelheid van de beweging der komeet, en daardoor ook aan haren nieuwen omloopstijd had toegebragt. {{sc|Hind}} meende aanvankelijk, dat de aantrekking der aarde de wederkomst der komeet aanmerkelijk vervroegd kon hebben, en dit gaf {{sc|mädler}} in het jaar 1844 aanleiding om dien invloed der aarde ten ruwste aan de berekening te onderwerpen. {{sc|Mädler}} berigtte in dat jaar, dat, naar zijne berekening, de terugkomst der komeet, door den invloed der aarde, niet vervroegd, maar 14 dagen vertraagd zoude worden en verklaarde tevens, dat de invloed der overige planeten op den omloopstijd der komeet niet van beteekenis kon zijn, wegens de groote afstanden, waarop zij van haar waren verwijderd gebleven. {{sc|Hind}} gaf, in het jaar 1848, zijn gevoelen te kennen, dat de planeten Saturnus en Neptunus de wederkomst der komeet eenigermate konden hebben vertraagd, maar stemde met {{sc|mädler}} in, dat de invloed van Jupiter op de wederkomst der komeet naauwelijks merkbaar moest wezen, en zonder daarvoor eene andere reden te hebben dan het persoonlijk gevoelen van twee verdienstelijke mannen, hield men het voor uitgemaakt, dat de komeet omstreeks het einde van de maand Februarij des jaars 1848 haren kortsten afstand van de zon moest bereiken. Moest echter de komeet op dien tijd des jaars op haren kortsten afstand van de zon komen, dan zoude zij steeds vrij ver van de aarde verwijderd blijven; dan zoude zij bijna alleen bij dag boven den horizon vertoeven en dan zouden de omstandigheden voor hare zigtbaarheid hoogst ongunstig zijn. De sterrekundige {{sc|boguslawski}} te Breslau openbaarde zelfs zijne vrees, dat de komeet, tenzij zij, buiten verwachting, eenige weken vroeger of later haren kortsten afstand van de zon mogt bereiken, de zon en de aarde zoude voorbijgaan, zonder door iemand te worden waargenomen.
Nadat eenigen de hoop op de wederverschijning der komeet reeds hadden opgegeven, werd men aangenaam verrast door een berigt van {{sc|hind}}, volgens hetwelk een vriend der wetenschap te Ettwell, met name {{sc|j.t. barber}}, op zich had genomen de berekening voort te zetten, die hij zelf reeds in het jaar 1848 had aangevangen,<noinclude></noinclude>
ctf1pk72gyl71c7qg1j8k21lq6a0v89
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/371
104
29818
127322
99541
2022-08-12T06:13:25Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 359 —}}</noinclude>om den storenden invloed te bepalen, dien de planeten op den tijd van de terugkomst der komeet moesten hebben uitgeoefend. De berekeningen van den heer {{sc|barber}} waren toen nog ver van voltooid, maar er was toch reeds uit gebleken, dat de vertraging, die de wederkomst der komeet door de aantrekking der planeten onderging, veel grooter was dan men zich had voorgesteld en geheele jaren kon beloopen. Nog veel verrassender dan deze tijding, moet het berigt zijn geweest, dat men kort daarna ontving, en waaruit bleek, dat die storende invloed der planeten, hier te lande in een' hoogen graad van volledigheid en naauwkeurigheid, reeds berekend en bekend was geworden, toen {{sc|hind}} naauwelijks het voornemen had opgevat, om zich aan die berekening over te geven. Inderdaad werd, reeds in de maand September van het jaar 1848, bij de eerste klasse van het toenmalig Koninklijk Nederlandsch Instituut, eene verhandeling ingediend, die tot opschrift had: ''Proeve eener berekening der storingen in de loopbaan der komeet van'' 1264—1556, ''tot haren waarschijnlijken wederkeer''. De nederige schrijver van dat belangrijk stuk, die zijnen naam voorloopig in een verzegeld billet had verborgen gehouden, wenschte niets meer, dan dat zijn arbeid waardig mogt worden geoordeeld, om met de verhandelingen der klasse te worden uitgegeven, maar het bleek spoedig, dat hij met al de kennis die daartoe wordt gevorderd, met een scherp oordeel en de uiterste volharding, zoo goed als het mogelijk was, het vraagstuk had opgelost, dat menigen sterrekundige nog lang daarna zoo verlegen maakte. Het is niet te verwonderen dat deze schoone verhandeling in dankbaarheid door de klasse werd aangenomen. Het verzegeld billet werd geopend, en toen trad de naam te voorschijn van den heer {{sc|b. bomme}}, lid der gedeputeerde staten van Zeeland en hoofd van een aanzienlijk handelshuis te Middelburg. De heer {{sc|bomme}} heeft daarna nog eene belangrijke uitbreiding aan zijnen arbeid gegeven, en de uitkomsten zijner onderzoeking zijn, in het jaar 1850, met de eenvoudigheid die het zegel van het ware is, door de klasse, in het derde deel van de derde reeks harer verhandelingen opgenomen.
De heer {{sc|bomme}} had den aard van het vraagstuk, welks oplos-<noinclude></noinclude>
hi7vmujlc2nojgk7ozl7c3fsnnb38kf
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/372
104
29819
127323
99555
2022-08-12T06:15:48Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" />{{c|— 360 —}}</noinclude>sing hij zich voorstelde, met eene volkomene juistheid opgevat. Hij wendde geene ijdele pogingen aan om de overeenstemming der kometen van de jaren 1264 en 1556 te beslissen en verspilde geenen tijd aan de bepaling van de veranderingen, die de loopbanen dier kometen, in hare ligging en gedaante, ondergaan konden hebben, maar berekende, met alle wenschelijke zorgen, den invloed, dien de aantrekking der planeten op den tijd der wederverschijning moest uitoefenen, indien de kometen van de jaren 1264 en 1556 werkelijk hetzelfde ligchaam zijn geweest, dat in dien tusschentijd ééne wenteling om de zon had volbragt. Daartoe was het noodig de vertraging en versnelling te bespieden, die iedere der grootere planeten, gedurende zes volle eeuwen, in de beweging der komeet veroorzaakt had. Door de waarnemingen van de jaren 1264 en 1556, wist men wel vrij naauwkeurig hoeveel de vorige omloopstijd der komeet had bedragen, maar, ook gedurende dien omloopstijd, had zij de werking der planeten ondervonden en die werking moest berekend worden, opdat men met juistheid de snelheid zoude kennen, die de beweging der komeet, bij hare verschijning in het jaar 1556 had aangenomen. Daaruit moest worden afgeleid, hoe groot haar nieuwe omloopstijd zoude zijn geweest, indien zij, na het jaar 1556, geene aantrekking van de planeten meer te ondervinden had gehad, en dan moest de wijziging worden bepaald, welke, na het jaar 1556, door die aantrekking aan den nieuwen omloopstijd werd toegebragt. Uit de waarnemingen van de jaren 1264 en 1556 bleek het, dat de komeet in 106566 dagen hare loopbaan werkelijk had afgelegd. De komeet had echter, naar de berekeningen van den heer {{sc|bomme}}, gedurende dien omloopstijd, de werking der planeten in hooge mate ondervonden. Jupiter alleen had dien omloopstijd meer dan 14 jaren verkort, en had de komeet, na het jaar 1264, geene aantrekking van de planeten ondervonden, dan zoude haar omloopstijd eene lengte hebben gehad van 112469 dagen en dan zoude zij niet in de lente van het jaar 1556, maar in den zomer van het jaar 1572 verschenen zijn. Bij hare verschijning in het jaar 1556 had de komeet zulk eene snelheid verkregen, dat zij, indien zij verder geheel ongestoord had kunnen voortgaan, hare<noinclude></noinclude>
lx2vjeec6qe18yqvx0lrd6je0pb91uz
Pagina:Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst sedert de helft der XVIII eeuw vol 1.djvu/5
104
35380
127265
114491
2022-08-11T13:43:42Z
Vincent Steenberg
280
opmaak
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" /></noinclude>{{center|<big><big><big><big>{{sp|GESCHIEDENIS</big></big></big></big>}}}}
{{center|<big><big><big>DER VADERLANDSCHE</big></big></big>}}
{{center|<big><big><big>SCHILDERKUNST,</big></big></big>}}
{{center|SEDERT DE HELFT DER XVIII EEUW.}}
{{center|door}}
{{center|<big>ROELAND {{sc|van}} EIJNDEN</big>}}
{{center|<big>{{sc|{{sp|en}}}}</big>}}
{{center|<big>ADRIAAN {{sc|van der}} WILLIGEN</big>}}
{{center|Leden correspondenten van het Koninklijk<br>Nederlandsch Inſtituut enz.}}
{{center|<big>{{sc|met portretten}}</big>}}
{{center|EERSTE DEEL.}}
[[Bestand:Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst, sedert de helft der XVIII eeuw vol 1 Title page.jpg|500px|center]]
{{center|TE HAARLEM}}
{{center|<big>bij A. LOOSJES {{sc|Pz}}.</big>}}
{{center|<big>{{sc|mdcccxvi.}}</big>}}<noinclude><references/></noinclude>
q3kyp5rtv36noxrma9xbe56ky077dyb
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/22
104
38254
127278
124608
2022-08-11T17:52:06Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{larger|III.}}
{{larger|Hoe de mieren den weg vinden.}}}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}
Wie wel eens een kwartiertje in de buurt van een mierennest is blijven kijken, zal stellig zich ook afgevraagd hebben: hoe weten die diertjes zoo precies den weg naar hun nest? Geen enkele immers schijnt af te dwalen, en maakt er eens eentje een zijweg, dan keert hij toch spoedig zonder eenige aarzeling naar den hoofdweg terug.
Ook treft het ieder aandachtig toekijker dat, althans bij groote nesten, er duidelijk rechts wordt gehouden. Op den smallen mierenweg gaat een stroom rechts en op kleinen afstand daarvan een links; de een gaat naar het nest, de andere voert er van weg, tot op twee-, driehonderd pas afstand dikwijls.
De zekerheid waarmee de stroom steeds de zelfde richting houdt, het terugvinden van den weg door de zijpad-liefhebbers, en ook de snelheid van beweging geven volmaakt den indruk: "Die dieren kennen precies den weg".
Wij denken daarbij aan ons eigen herinneringsvermogen en meenen nu ook, dat die mieren daar den weg herkennen, zooals wij den onzen aan de boomen er langs, de steenen, de bochten en hoeken; dus door het onthouden van hetgeen herhaaldelijk langs en op den weg wordt opgemerkt.
Ook weten wij van ons zelf, dat we soms in een ons onbekende streek, de hei of de duinen b.v., na een lange<noinclude></noinclude>
bptn71oxazfezc5ofz8dvhn2e2z4ijg
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/23
104
38255
127279
124609
2022-08-11T17:53:29Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|23}}</noinclude>bochtige wandeling een terugweg inslaan met de vaste overtuiging: "dien kant moet ik uit; ík herken den weg niet, ben misschien ook niet er langs gegaan, en toch moet ik nu rechts en niet links, vóóruit en niet terug loopen."
Deze duistere gevoelens, die ons vaak, ofschoon lang niet altijd, terecht helpen, dit soort van instinct, dit plaatsgeheugen, zooals het bij menschen wel genoemd wordt, gevoegd bij het herinneren van de merkteekens van den vaak bezochten weg, zouden voldoende zijn om ook het vinden van den weg door de mieren te verklaren.
En tot voor korten tijd had men dan ook met deze verklaring vrede en twijfelden ook de meeste dierkundigen niet aan het plaatsgeheugen en de terreinkennis van de mieren. Binnen den omtrek van een tiental meter immers, en bij groote nesten nog veel verder, vond een mier, die opgenomen en verplaatst werd, altijd den weg naar het nest terug.
En toch is het nu zeker (voor zoover dan als wij in zulke zaken van zekerheid kunnen spreken) dat de mieren absoluut geen terreinkennis bezitten, dat ze stellig geen merkteekenen volgen en ook geen enkel instinct hun den rechten weg naar hun nest wijst.
Een mier ver van zijn nest opgenomen (als 't nest weinig bewoners telt, is er vlak bij ook goed) en veel verder weg op den grond geplaatst, of dicht bij het nest op een krant of op pas neergeworpen zand gezet, draait eerst als een verdwaalde in 't rond, kiest ten slotte een of andere richting, welke toevallig die van het nest kan zijn, maar evengoed elke andere.
Hiervan kan ieder zich overtuigen, wien zoo iets interesseert. Ik heb 't herhaaldelijk beproefd bij een bekend reusachtig mierennest, dat misschien ouder is dan ik zelf. Het bevindt zich in 't bosch van Drakensteyn aan de Lage<noinclude></noinclude>
ff6qt98wqp0icrl2ar88pvbdio7ap43
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/24
104
38256
127280
124610
2022-08-11T17:57:04Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|24}}</noinclude>Vuursche bij de kapel. De mierenstraat is, al loopt er geen enkele mier op, al op een afstand te zien, zoo zeer is de weg uitgesleten; hij is zoo netjes geplaveid, als een rattenpad in een tuin.
Neem eens zoo'n beestje uit de straat, waarop in den zomer de mieren vaak in gesloten gelederen van tien, die de volle breedte van den wegen innemen, voortijlen. Zet ge het op een tien à twintig meter afstand, dan scharrelt het een poos rond en slaat daarbij voortdurend met de sprieten tegen den bodem; soms geraakt het al dwalend op bekend terrein; dat is duidelijk aan zijn manier van doen te bemerken; het slaat dan plotseling de sprieten een paar maal met kracht tegen den grond en snelt in een vaart zonder verder tasten of aarzelen voort in de richting van het nest.
Dus toch wel een zoeken en herkennen van den juisten weg, zooals ook wij zouden doen? Het lijkt maar zoo. Strijk eens met een vochtigen vinger even voor 't loopend diertje dwars over zijn pad of maak een gleuf in zijn weg! Daar begint het beestje weer 't zelfde spelletje van zooeven, net zoo lang, tot hij op zijn omdolingen bij toeval het spoor terugvindt.
We hebben hier werkelijk niet met het zoeken en vinden van een weg of ook maar van een richting, doch met een spoor te doen, net als bij den hond. Heel waarschijnlijk ook met een reukspoor en wel met een, dat door dieren van hetzelfde nest kort geleden is achtergelaten. Dat dicht bij een groot nest een mier, die van de straat werd verplaatst, den weg spoedig terugvindt, ligt dus daaraan, dat er in den omtrek van het nest zooveel paadjes liggen. Wij kunnen die niet waarnemen, de mier wel; die heeft zijn reukorganen of althans iets, dat veel overeenkomst heeft met onzen reuk, in zijn sprieten.
{{nop}}<noinclude></noinclude>
16emwejwfrke8ueb3spbvpz5xevtlc4
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/25
104
38257
127281
124611
2022-08-11T17:58:35Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|25}}</noinclude>Ook op de drukste wegen ontstaat ontsteltenis, wanneer er plotseling een strookje papier overheen wordt gelegd, hetzij dwars of in de lengte, mits de geheele breedte van de straat bedekt is. Ook moet dit papierstrookje plat tegen den grond geduwd worden, zoodat de mieren er niet onder door kunnen kruipen; want ín 't laatste geval tellen zij de hindernis in het geheel niet.
Het dwarse strookje mag zoo smal wezen als een stroohalm, zoodat de mieren, die aan beide zijden verbluft blijven staan, elkaar haast met de sprieten kunnen aanraken, toch komt er een opstopping. Soms dringen de achteraankomenden zoo op, dat een enkele op 't papier geduwd wordt; die loopt snel terug, weer een ander komt wat verder, en nu waagt een derde het, net zoo ver te gaan; keert dan echter terug tot er eindelijk eentje geheel over komt of, door de achterstaanden op zij gedrongen, om de versperring heen draait. Dan volgen er dadelijk meer en de stroom gaat weer door als te voren.
Zet een lange smalle doos zonder deksel, het middelstuk der schuif van een poederdoosje b.v, omgekeerd op de straat, nadat ge aan de beide smalle wanden een twee millimeter breede inkeping hebt gemaakt; de straatweg is nu verduisterd, maar de mieren loopen ongestoord door den donkeren tunnel. Licht schijnen ze bij het spoorvolgen niet noodig te hebben.
Alle andere proefnemingen hebben tot het besluit gevoerd, dat de mieren op hun tochten werkelijk steeds een bestaand reukspoor volgen en volstrekt geen herinneringen of merkteekens behoeven te bezigen, om den weg te kunnen vinden.
Wel blijft er nog veel raadselachtigs over; zoo onder andere hetzelfde als bij het spoorzoeken door een jachthond. Een mier, die na een poos rondgedoold te hebben, op een<noinclude></noinclude>
42n4w5u1rgu9ehp1p19p7yymr63z0yz
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/26
104
38258
127282
124613
2022-08-11T18:00:09Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|26}}</noinclude>reukspoor komt, ruikt of merkt, doet althans alsof hij ''weet, naar welke richting'' het spoor gaat.
{{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p026c.png | width = 120px | align = left | polygon = | cap = {{smaller block|De draaibrug op<br />het mierenpad.}} | capalign = | alt =}}
Dit nu is niet anders te verklaren dan door ons voor te stellen, dat de stoffen waaruit het spoor bestaat, de chemische deeltjes n.l., gepolariseerd zijn, dat wil zeggen, op een of andere wijze alle zijn gericht, en wel ''naar'' en ''van'' het nest, zooals men aanneemt dat de moleculen in een magneet zelf kleine magneetjes zijn en zich noord-zuid richten.
Door een vernuftige proef heeft Bethe aangetoond dat er werkelijk iets dergelijks in 't spel moet zijn. Hij heeft bij deze experimenten de fouten vermeden, die Lubbock, de beroemde Engelsche mierenkenner, beging die daarom indertijd niet tot een resultaat kwam.
Sommige mierensoorten houden er bladluizen, die hun zoetigheid leveren, op na, zooals wij melkkoeien op stal zetten. Welnu, op een mierenstraatje, dat naar zoo'n bladluizen-kolonie voerde, plaatste Bethe een plat blikken plaatje; alleen in 't midden wat bol en van de breedte der mierenstraat; hij herstelde de gestremde passage, door eenige mieren te dwingen er over te loopen. Weldra, ook al door wat honing, was het drukke verkeer hersteld, en de mieren liepen over het blik, zooals even te voren over den grond.
Nu was de nieuwe kunstweg eigenlijk een goed bedachte draaibrug, zooals 't figuurtje hierbij voldoende aantoont.
{{nop}}<noinclude></noinclude>
19pbmo58geoc3oj3j5yy2dp97v6s9zr
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/27
104
38259
127283
124614
2022-08-11T18:01:58Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|27}}</noinclude>Eerst had Bethe heel wat onderzoekingen gedaan, om uit te maken in welk geval een mier niet merkt, dat hij op een plankje in 't rond wordt gedraaid, en de onderzoeker handelde daarnaar bij zijn proef.
{{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p027c.png | width = 220px | align = right | polygon = | cap = {{smaller block|Hoe men zich gepolariseerde mierensporen voor kan stellen.}}
| capalign = | alt =}}
En nu deed zich het volgende voor:
De brug wordt 360° gedraaid, zoodat dus ''a'' weer aan ''a,'' en ''b'' aan ''b'' sluit, de mieren loopen kalm door.
De brug wordt 180° gedraaid, de mieren die van het nest komen, staan bij ''a,'' als voor een muur. Zij, die van de bladluizen komen, bij ''b'' eveneens.
De brug wordt gedraaid, terwijl er drie mieren, die van den stal komen, midden op de plank zijn. Zij loopen tijdens de draaiing ongestoord verder, behouden derhalve hun oorspronkelijke richting en komen nu bij ''b,'' dus op het punt van opgang van de brug; ze staan als voor een afgrond; aan weerskanten van de brug hoopen zich de<noinclude></noinclude>
bx0b12jv4yo7humnzc4h3ympczcgphr
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/28
104
38260
127284
124615
2022-08-11T18:03:37Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|28}}</noinclude>mieren op, net als toen de brug opengedraaid was, en toch staat die zoo vast als 't kan.
Als er veel mieren op het draaiende deel van de brug door een omzwaai in verlegenheid zijn gebracht, dalen enkele slimmerds van de brug af en volgen daarna zelden begane zijpaadjes; ook in de wachtende en dringende massa's aan weerszijden schuilen enkele mierengenieën, die een ouden zijweg inslaan en zoo de tooverbrug vermijden. Maar het gros op de brug blijft rondloopen, al was aan weerszijden van de brug ijle ruimte, en de lui aan weerszijden doen alsof de brug ingestort was.
Nu draait de onderzoeker de brug weer 180°, en in den ouden stand terug; dadelijk stort zich de menigte op de brug en van de brug op den vasten weg.
Deze proefneming waarvan hier alleen de hoofdzaken zijn verteld, zal wel voldoende aangetoond hebben, dat het reukspoor der mieren op een of andere wijze gepolariseerd moet zijn. (Onlangs is gebleken dat er een dubbel spoor is, heen en terug gaande, wat de zaak nog ingewikkelder maakt).
Zonder daarom eenige vaste beteekenis te willen doen hechten aan de plus- en minteekens geeft vorenstaand figuurtje de gedachte van Bethe duidelijk aan.
Hoe zoo'n mierenstraat, waar aan 't eind iets lekkers of nuttigs te halen is, ontstaat, hebben de natuuronderzoekers door de mieren zelf laten vertellen.
Daartoe gebruikt men glanzig papier, dat door een uiterst fijn laagje roet dof is gemaakt; loopt daarover een mier, dan zijn de indrukken der pootjes met de loupe duidelijk te volgen, ja heel goed soms is dan te zien of de indruk, het voetspoor, geprent is door den mier die iets te dragen had of door een onbelaste, een zoekende arbeidster.
Voor een mierennest wordt zoo'n papier onder allerlei<noinclude></noinclude>
3xfqxtfnpxbf31fkxkbdn3jbt5o9xjy
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/29
104
38261
127285
124616
2022-08-11T18:04:18Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|29}}</noinclude>voorzorgen uitgespreid; aan 't eind is een of andere lekkernij neergelegd, honing, suiker, vleesch of iets dergelijks.
{{c|[[Bestand:Heimans1906Wandelen p029c.png|350px]]
{{smaller|Mierensporen op een roetpapier.}}}}
Nu schijnen er bij elk nest een aantal mieren aangewezen te zijn, om nu eens niet de platgetrapte wegen te volgen, die naar bekende exploitatievelden leiden, maar steeds een anderen kant op te gaan, het onbekende ín; pioniers om<noinclude></noinclude>
crhjemrj1xs2rpg6lqcz02hz0u95b0p
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/30
104
38262
127286
124617
2022-08-11T18:06:50Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|30}}</noinclude>zoo te zeggen, die nieuwe bronnen van bestaan moeten opsporen, andere schatkamers vinden, tegen den tijd dat de reeds bekende leeg raken.
Zulke pioniers of prospectors nu volgen een practische taktiek, zoo althans vertellen de roetpapieren. Zij loopen een kort eindje in rechte lijn van 't nest weg, beschrijven dan een bocht of een lus en keeren zoo op hun schreden, d.w.z. op hun eigen spoor terug; daarna loopen ze denzelfden weg nog eens, maar snijden een of meer bochten af, wanneer de terugweg den heenweg raakt of kruist. Soms is op den terugweg al een of andere lus afgesneden. Steeds verder verwijderen ze zich van 't nest; naarmate de gebaande en bespoorde weg langer wordt, vallen alle onnoodige bochten en lussen weg. Deze waren noodig om een zoo groot mogelijke oppervlakte af te zoeken; maar is daar niets van mierengading te vinden dan weer terug op den kronkelweg, tot de hoofdweg is bereikt.
Duidelijk is ook een verschil in snelheid op te merken; de diertjes welke een onbegaan pad moesten volgen, loopen niet zoo vlug als gewoonlijk; bedachtzaam zou men zeggen, voetje voor voetje, met de sprieten voortdurend de terra incognita peilend en bekloppend; maar is de rechte spoorweg bereikt, dan gaat het in een snelle vaart, zonder weifelingen of tastbewegingen voorwaarts.
De afbeelding hierbij geeft eenigszins een idee van wat op zoo'n roetblad te lezen staat; maar de taal is meestal alleen verstaanbaar voor den onderzoeker, die zelf de diertjes op zijn proefpapier heeft zien loopen.
Zoo geeft de lijn met ''a'' aangeduid den weg aan die een diertje volgde; het maakte heel wat bochten en lussen, maar bereikte de lekkernijen niet; het keerde op zijn spoor terug en sneed daarbij een van de twee lussen af.
{{nop}}<noinclude></noinclude>
lfnhy1l7fj2le4n08gtyeglmdfkxmzt
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/31
104
38264
127288
124618
2022-08-11T18:08:40Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|31}}</noinclude>Een andere mier volgde den weg door de stippellijn ''b'' aangeduid, kwam bij de suikerkorrels en keerde terug op zijn spoor of bleef er hoogstens een sprietlengte van verwijderd. Tusschen de beide sterretjes ligt een punt waar het diertje de achtvormige lussen, die het al zoekend op den heenweg gemaakt had, nu geheel afsneed. De groote lus evenwel waarin zich de vorige dubbele bevindt, werd niet vermeden op den terugweg.
En nu gebeurt er iets, dat heel vreemd lijkt. Zoolang een weg door een zoekende mier wordt gevolgd, taalt geen andere er naar ook dien kant eens op te gaan, maar zoodra een zoeker op een pad geraakt, waarop pas een gelukkiger mier met buit is teruggekeerd, zwenkt de eerste den weg op naar den kant, waar het lekkers te vinden moet zijn.
Sommige natuuronderzoekers houden vol, dat de mieren elkaar door teekens, hetzij door geluiden of door bekloppen met de sprieten, kunnen vertellen, dat er ergens voedsel of bouwstof te vinden is voor 't nest, of iets anders dat van nut kan zijn.
Hoofdzakelijk berust deze bewering op het onloochenbare feit, dat de mieren al spoedig van elkaar gewaar worden, dat er ergens iets te halen is.
Indien nu de zooeven genoemde ontdekking van Bethe algemeen doorgaat, dan is het niet noodzakelijk in elk geval, waarin onderlinge mededeeling bij mieren buiten twijfel is gesteld, aan een menschelijke wijze van mededeelen door gebaren of geluiden te denken. Dan kan een mier, laten we zeggen „bemerken" of ergens een kameraadje met suiker, honig of vleesch is gepasseerd en van welken kant die rijk beladen werkster kwam.
Intusschen kan ieder die wil, bij elk mierennest opmerken,<noinclude></noinclude>
mbrbltjc7jwoo09ho0w892n3xus5qu6
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/32
104
38265
127289
124619
2022-08-11T18:10:18Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|32}}</noinclude>dat dieren, die elkaar ontmoeten, dikwijls een oogenblikje blijven staan en elkaar met de sprieten betrillen. Toch is het nog niet gelukt een redelijk bewijs te vinden voor de onderstelling, dat de dieren elkaar daarbij inlichten omtrent gebeurtenissen de kolonie betreffende.
Uit bijgaande afbeelding blijkt ook, hoe de mieren die een weg beloopen, door één hunner gebaand, steeds minder bochten maken om ten slotte den rechten weg te volgen. De streepjeslijn ''c'' b.v, door een mier op 't roet geteekend die onmiddellijk na ''b'' op het suikerspoor van deze kwam, vermijdt de groote bocht van ''b'' met de sterretjes. Binnen een uur tijds kan op 't roetpapier een rechte mierenstraat gevormd zijn,
Ook de wegen tusschen de stations "suiker" en "vleesch" vertoonen hetzelfde verschijnsel. Wat een omweg en wat al slingerbochten maakte de mier, die het eerst het vleesch ontdekte; de stippellijn ''d,'' de heenweg, is meer dan vijftien maal zoo lang als de kortste afstand en de terugweg nog tienmaal ongeveer, de lussen met de kruisjes werden afgesneden. De bochten met uitbuiging naar rechts, dus naar de oorspronkelijke groote bocht, naderen meer en meer de rechte lijn.
Op de stippellijn ''e'' naderde een mier uit een ander nest het vleesch, pakte een stukje en sjorde het weg, daarbij vermeed het dier den heelen krullewinkel en verwijderde zich in bijna rechte lijn langs ''e','' zonder zich echter noemenswaard van zijn spoor te verwijderen.
Al deze onderzoekingen, die misschien menigeen futiel zullen toeschijnen, maar die inderdaad een groote wetenschappelijke waarde hebben, maken het niet waarschijnlijk dat wij, zooals oppervlakkig schijnt, in de mieren tot op zekere hoogte onze gelijken hebben gevonden, wat betreft<noinclude></noinclude>
8yd60q9jo9nbrsvmhsqx4tnbiuoet15
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/33
104
38266
127296
124620
2022-08-11T18:20:55Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|33}}</noinclude>het vermogen om door hoorbare of zichtbare teekens gecompliceerde mededeelingen te doen aan soortgenooten.
Toch is het laatste woord in deze nog niet gesproken. Al valt er sterk te twijfelen aan het verstand van deze dieren, door niemand minder dan Salomo ons menschen ten voorbeeld gesteld, er is nog zoo veel onverklaard, dat er voor een logisch denker en geduldig experimenteerder nog heel wat te ontdekken valt.
Ga ook vooral niet generaliseeren en andere insecten, die op geheimzinnige wijze den weg vinden, op een lijn stellen met de spoorvolgende mieren. De honingbijen o.a. houden er een middel om den weg te vinden op na, waar wij in het geheel niet achter kunnen komen. Zoodat wij voorshands maar moeten gelooven dat het gewoonweg menschelijk orienteeren is.
{{dhr}}
Wie er meer van weten wil, kan te recht in:
''Dürfen wir den Ameisen und Bienen psychische Qualitäten zuschreiben?'' door Albrecht Bethe, Bonn 1898.
''Sind die Bienen Reflexmachinen?'' door H. von Buttel—Reepen, Leipzig 1900.
''Die psychischen Fähigkeiten der Ameisen,'' door Wasmann, Stuttgart 1899.
''Etudes sur les Fourmis, les Guêpes et les Abeilles,'' door Janet 1897.
{{dhr}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
fst7vrxyebwg3ick4hpmvpol5qu2p98
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/51
104
38291
127299
125113
2022-08-11T18:55:39Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{larger|VII.}}
{{larger|Hommeltrompetters.}}}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}Eenzaam hebben ze den winter doorgebracht, de koninginnen van het gezellige, drukke hommelhuis; alle werksters en alle mannen, die leven en beweging brachten, zijn gestorven toen de Novembervorsten kwamen. Zij alleen, de koninginnen, bleven over en verborgen zich diep in de losse aarde onder mos of bladeren, waar het warm en veilig was.
Even als de bijenkoningin, die eigenlijk bijenmoeder moest heeten, zijn zij alleen door de natuur belast met de zorg voor het voortbestaan van de soort. Maar onze groote hommelmoeders zijn er veel slechter aan toe. Zij hebben in 't vroege voorjaar geen helpsters meer, om cellen te bouwen als wiegen voor 't jonge goed, of als honingpotten voor het voedsel van de toekomstige werksters. Zij moeten alles voorloopig zelf en alleen doen.
Het oude nest vindt ze niet meer geschikt; ze zoekt ergens in of boven den grond, al naar de soort en de gelegenheid een veilig plekje. Daar graaft en wroet ze net zoo lang tot het huis geriefelijk lijkt en dan aan 't honing eten, om kracht en stof te krijgen en aan het bouwen van de kinder-waskamertjes.
Zoo mooi en regelmatig in dubbele rij als de honingbijen het doen, kan onze hommelkoningin het niet; maar daar in de korf zijn er ook speciale werklui voor; de koningin behoeft er niet<noinclude></noinclude>
aqvv3kr0yflzx5074152rufcxyp3o6t
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/52
104
38292
127304
125114
2022-08-11T19:07:42Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|52}}</noinclude>naar om te zien. Zij heeft alleen maar eieren te leggen, anders volstrekt niets.
Voor zoo'n groot en dik hommelwijfje, dat in 't voorjaar zwaar zoemend rondvliegt, moeten we respect hebben; zij vertegenwoordigt honderden; wie haar doodt, vernietigt wellicht een heele kolonie en dat zou jammer zijn; want de hommels doen veel goeds aan de bloemen en aan ons geen kwaad. {{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p052c.png | width = 200px | align = left | polygon = | cap = | capalign = center | alt = zwerm hommels.}} Wel hebben ze een angel, maar steken doen ze alleen als ze onverwacht aangevat worden. Iets anders is het met de groote wijfjes van de hoornaarwespen; wie in 't voorjaar zoo'n koningin onschadelijk maakt, doet waarschijnlijk een goed werk.
Is de hommelstaat eens op streek, dan vermenigvuldigt zich het aantal werksters zeer snel en het honing halen duurt tot 's avonds laat. Hommels blijven ook werken bij regen en wind, als 't niet al te erg is; ook in de schemering, wat een honingbij nooit doet. 't Ja is waargenomen dat in warme zomernachten enkele hommels in den maneschijn aan 't werk waren op nachtbloemen.
Algemeen bekend is het, dat hommels in tegenstelling met de meeste insecten 's morgens in de vroegte vliegen, en nu is het herhaaldelijk waargenomen, dat een groote werkster daartoe de réveille blaast. 's Zomers tegen vier uur in den morgen verschijnt bij vele dichtbevolkte aardnesten een hommel in een opening van het nest en begint luide te toeteren met<noinclude></noinclude>
eh5p0zu5ghxnkpsa447r14wjedrzdoo
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/53
104
38293
127306
125115
2022-08-11T19:09:14Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|53}}</noinclude>de vleugels; dat doet ze net zoolang tot een groot deel van de werksters wakker zijn en vertrokken om honing te halen.
In 't eerst wilde niemand het gelooven, maar de gevallen bleken zoo talrijk te zijn, dat de hommeltrompetter door bevoegde dierkundigen voor echt werd erkend; nu twijfelde er natuurlijk niemand meer aan.
Allerlei proeven werden er mee genomen; de trompetter werd weggevangen bij 't begin van 't toeteren, een ander nam zijn plaats in; aan 't eind van de réveille ging de blazer de doos in: den volgenden morgen was er een ander, die evenwel iets te laat scheen te komen. Een heel aardig geval.
Maar, bij het verklaren van dierengewoonten, geluiden en bewegingen, moet men vooral in 't oog houden, dat de verklaring niets anders kan zijn dan een gissing, met meer of minder kans van waar zijn; al naar de uitgebreidheid van de kennis en de scherpzinnigheid van den waarnemer. En die geeft er dan ook stilzwijgend bij aan, als hij een verklaring publiceert, dat hij zijn meening alleen geeft als een persoonlijke en dat hij die gaarne wil inruilen voor een betere, als er omstandigheden ontdekt worden, die de eerste verklaring onwaarschijnlijk maken.
Zoo zal 't ook hier denkelijk gaan. De eerste verklaring is anders plausibel genoeg. Ge zit net als professor Hoffer voor dag en dauw bij 't hommelnest, ziet een groot werkwijfje slaperig te voorschijn komen, naar de lucht en den wind kijken, zich de oogen uitwrijven. Dan met den kop naar de opening gekeerd en er halverwege instaande, gaat de juffer aan 't lawaai maken van belang. Er komt leven in de brouwerij; de eene hommel na de andere komt even kijken, poetst zich den slaap uit de oogen en gaat er eindelijk van door. In een klein half uur is alles op de been in 't nest en zijn de meeste werklui vertrokken naar hun karwei.
Ge ziet dagen achtereen ditzelfde wekkertje zijn plicht doen,<noinclude></noinclude>
2yo6ciurf1qdybrqkk41q202zj95fyz
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/54
104
38294
127307
125116
2022-08-11T19:11:56Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|54}}</noinclude>neemt hetzelfde waar bij andere hommelnesten; ge stelt immers het dier op de proef, ge neemt het gevangen: een andere wekker maakt de luidjes wakker. Nu hebt ge voldoende recht, dunkt u, om te verklaren, al is 't dan in voorzichtige termen: In sommige hommelnesten, vooral in dicht bevolkte aardnesten, wordt 's morgens vroeg réveille geblazen door een vasten wekker of trompetter; deze wordt door een andere vervangen, wanneer de functionnaris om een of andere reden zijn plicht niet kan volbrengen.
Daar is niets tegen in te brengen, denkt ge. Och, wij menschen zijn altijd geneigd menschelijke handelingen en onze eigen gedachtengang ook bij dieren te onderstellen, En 't is volstrekt niet onmogelijk, dat we zoo doende in vele gevallen raak gissen. Maar hoe voorzichtig men moet zijn, leert het trompetter-geval.
Kijk, daar treft het een nieuwen onderzoeker, wien de zaak zeer interesseert, maar die op dit punt wat sceptisch is uitgevallen, dat de trompetter alleen te vinden is bij ondergrondsche nesten, die meestal een of meer nauwe openingen of ventilatie-gaten hebben. Alle andere soorten houden er geen wekkertje op na.
Die onderzoeker is tegelijkertijd een groot bijenkenner, hij heeft de gewoonten van de honingbij jaren lang bestudeerd en heeft dan ook iets dergelijks als de hommeltrompetter bij zijn korven herhaaldelijk opgemerkt; maar niet alleen 's morgens in de vroegte en dan door vele tegelijk. En hij vindt er de verklaring bij, dat het slaan met de vleugels ten doel heeft een snellere ventilatie te bevorderen; het geluid is een bijkomende omstandigheid.
Bijen en hommels zijn wel familie van elkaar, maar toch geen naaste verwanten; en wat de een doet tot ventilatie, zou bij de andere nog réveille kunnen zijn. Maar nu de zooeven genoemde omstandigheid dat de wekker alleen bij ondergrondsche nesten is gevonden, en altijd vlak bij de openingen!
{{nop}}<noinclude></noinclude>
0jf7v4ie0widi1bcef4vvbfrle21zdk
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/55
104
38295
127334
125117
2022-08-12T08:19:54Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|55}}</noinclude>Dan wordt het al weer mogelijk, dat trompetter den aftocht moet blazen en dat hij vervangen wordt door een ventilateur. {{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p055c.png | width = 350px | align = right | polygon= 60% 0, 100% 0, 100% 100%, 0 100%, 0 50%, 60% 50% | cap = | capalign = center | alt = Hommels in het gras.}} Niet zoo'n speciaal menschelijk baantje, maar toch nuttig; niet zoo wonderlijk en zeldzaam ook, want verschillende dieren verstaan de kunst hun nesten versche lucht toe te drijven door opzettelijke bewegingen. Dat doen de honingbijen geregeld, zooals gezegd is, en ook het stekelbaarsje slingert met zijn staart voortdurend versch luchtrijk water in zijn eigen gebouwd nestje.
Zoolang nu een derde natuurvorscher niet ergens ter wereld toch een hommeltrompetter aantreft in een bovengrondsch nest met wijde opening, waar geen ventilatie noodig is, moeten we maar weer aan den hommel-ventilateur gelooven. Of zou hier een dubbel baantje uitgeoefend worden en ventileeren gepaard gaan met wekken? Twee vliegen in een klap! Als nu iemand maar eens wilde aantoonen, dat de bijen zich verslapen, als de trompetters stilletjes weggevangen worden, vóór ze geluid kunnen geven. Dan waren wij er; misschien!
{{dhr}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
rgaof6dqhxmgxmjukk9qoe6xqrfwg00
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/56
104
38296
127335
125140
2022-08-12T08:21:57Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{larger|VIII.}}
{{larger|Klokjes.}}}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}
't Was in den tijd van de klokjes, van de blauwe boschklokjes, die even goed als de sneeuwklokjes een jaargetij inluiden. Met den langsten dag komen ze, eerst een enkele, hier en daar aan den boschkant; dan bengelen ze op eens bij vijven of zessen op dunne buigzame stengels, en eer het een week verder is, kunt ge geen tien voetstappen langs een begroeiden heidewal of op het zandpad door 't bosch doen, of de zacht-blauwe, fijngevormde kelken vertellen u, bevallig wiegelend, dat het nu heusch al weer vol-zomer is. Maar hoe mooi de zomer ook is, er komt iets van spijt over u bij die boodschap. Het gaat zoo gauw dat bloeien en vergaan; die tijd van lucht en licht en warmte is zoo kort en vliegt zoo snel om; voor stadsmenschen ten minste, die er maar voor een heel klein deel van kunnen genieten.
Hebt ge er wel eens op gelet, hoe 'n hekel de natuur aan leelijke vieze dingen heeft, aan afval, rommel en vuilnis?
In een hoekje—waar 's winters, als de grond te hard is om 't te begraven, ieder mensch gooit wat hij kwijt wil wezen—lagen gebroken pannen, oude lappen, asch en sintels. De wind joeg er wat stof en aarde overheen en 't werd een ruige grauwe koek met gaten, hard als een steen als 't vroor, week als pap, zoo gauw 't dooide; zoo keek ik den hoek schuin aan, toen ik in het voorjaar het huisje er dichtbij<noinclude></noinclude>
f0nfgb99u9uvdth2aa9g7tq9gh7xlu0
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/57
104
38297
127337
125141
2022-08-12T09:11:41Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|57}}</noinclude>huurde voor vacantieverblijf, geen bezwaar; voor een goed woord en een kwartje is 't opgeruimd, dacht ik.
Maar nu! 't Is een schilderijtje geworden, je zou 't teekenen en kleuren, om 't vast te houden. Wat er onder zit, ziet niemand; dat vergaat wel zoo ver 't kan, en de artistieke natuur heeft er een bloemstuk van gemaakt. Fijne grasjes wuiven er met hun pluimen boven een donkergroen moskleedje uit, een plant met sierlijke bladeren, als varens gesneden, heft er een macht van goudgele knoopjes op lange stelen hoog boven uit, zilverig glanzende blaadjes kruipen er onder langs; en, toen is de groote decorateur met klokjes gaan werken, met gewone blauwe boschklokjes.
O wat is dat een dankbaar materiaal! Ze staan er precies, waar ze 't het beste doen, ze hangen juist zoo, als je ze 't liefste zou hebben; verzet er geen enkele plant, verlang er geen bij en pluk er geen af; waar de natuur zoo iets schikt, zult ge 't toch nooit verbeteren.
In de tuinen van de villa's kunt ge nu wel veel grootere uitheemsche klokjes zien, blauwe, rose en witte; maar zoo los en bevallig als de wilde zijn ze toch niet. De massa bloemen is te groot voor elke plant, en dan staan ze nog binnen een grasrand gesloten, dicht opeengedrongen in een bloemperk als schapen in de kooi.
De kleuren zijn teer, dat is waar, maar de vorm doet aan een hooge kaasstolp denken.
Neen, dan zou ik, als 't om decoratie te doen is, in mijn buitentuin, andere gasten binnen halen en ze de vrijheid laten tusschen de heesters. Wij hebben in ons land campanula's, die, wat vorm en kleur aangaat, best tegen de uitheemsche op kunnen. In de Geldersche en Limburgsche bosschen, langs de beekjes en op ruigten, groeien 's zomers<noinclude></noinclude>
lk1xfxvzxx53p6xhcizbg9yeyslgsmi
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/58
104
38310
127338
125142
2022-08-12T09:12:44Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|58}}</noinclude>van die mooie ruige klokken op forsche hooge stengels; de groote hemelsblauwe, of ook wel eens witte en rose bloemen zijn haast nog mooier gevormd dan onze gewone boschklokjes; een krans van witte haren omgeeft de kelkslippen.{{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p058c.png | width = 300px | align = left | polygon = | cap = {{smaller block|Spiegelklokjes met bloemen en verschillend stadium.}} | capalign = center | alt = Spiegelklokjes met bloemen en verschillend stadium.}} Dat doet ze iets minder lief, maar ook wat krachtiger lijken. Nog een grooter en steviger soort groeit er in Limburg, met breede bladeren en een bloemsteel van een meter hoogte, vol met teere blauwe bloemen, echte klokjes met een dikken witten klepel in 't midden. Dan heb je nog klokjes, die hun bloemen in lange, wel wat stijve maar rijke trossen alle naar één kant keeren; vlak tegen het hek zouden die goed voldoen, om tusschen de spijlen door te kijken; de buurkinderen mogen er gerust van plukken, want 't is een onkruid van de akkerzoomen en 't doet zijn naam en roep alle eer aan, 't tiert welig en 't vergaat niet.
{{nop}}<noinclude></noinclude>
a6fk1kyvsgyly51dinhprty6mysr7d5
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/59
104
38311
127339
125143
2022-08-12T09:14:18Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|59}}</noinclude>Langs de paden van den zonnigen achtertuin van uw plaats kunt ge ter opluistering fijn getinte rapunzel-klokjes planten; ge herinnert ze u wel van de Limburgsche reis, ze groeien daar overal langs de wegen, zooals hier de gewone blauwe. Wie ze ziet, zegt dadelijk: klokjes; maar ge merkt ook meteen iets vreemds op, ze zijn 't en zijn 't niet; onze noord-nederlandsche zijn iets grooter, iets dieper blauw, meer naar den indigo kant, in die zuidelijke en oostelijke ligt al een overgang naar rood; ook bloeien de planten rijker en de bloemslippen staan verder uiteen en vele hebben lichte strepen; 't is haast ons eigen klokje, wat de bloeiwijze betreft, maar met een anderen bloemvorm.
Ik houd nu eenmaal van wilde klokjes en ik zou graag al onze soorten 's zomers dagelijks om me heen zien. Dat heb ik ook wel eens geprobeerd; op één na, die met perzikblad, heb ik ze alle in mijn tuintje gehad, maar de ruimte en het licht ontbrak; al groeien ze allen graag aan beschaduwde boschkanten, zon moeten ze hebben op hun tijd, vooral morgenzon, of ze gaan kwijnen en ze verdwijnen spoorloos.
Twee soorten klokjes groeien er in ons land, die ik elk jaar om den naam te vertellen of de determinatie te bevestigen, in enveloppe thuis gestuurd krijg, uit verschillende plaatsen van ons land; dat zijn 't zandklokje en het spiegelklokje.
't Zijn dan ook alleen in botanischen zin "klokjes". Het zandklokje is een plat of rond bolletje, samengesteld uit een menigte kleine lilabloempjes. Deze hebben elk vijf slippen net als echte klokjes; maar de klokjesvorm is zoek, doordat de slippen bijna tot den bodem van de bloem doorloopen; ook de kleinheid en de menigte opeengedrongen bloempjes zijn oorzaak, dat niemand bij 't zien van dit plantje aan een klokje denkt. U kent ze stellig, ze groeien tegenwoordig overal<noinclude></noinclude>
c16qr4belwfnrhuzlts9evta232p4cw
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/60
104
38312
127340
125145
2022-08-12T09:48:05Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|60}}</noinclude>in zandstreken, van de duinen af tot aan de grenzen, maar haast nooit op veenigen of kleiachtigen bodem. Langs de spoorwegen ziet het er soms lila van, zoo dicht en in zoo'n massa staan de bleek paarse bloembolletjes bij elkaar.
Het Spiegelklokje of de Venusspiegel, zooals het ook wel heet, dat ik hier voor u geteekend heb, lijkt iets meer op een klokje; maar iemand die niet bepaald aan botanie doet, ziet het er toch niet licht op aan. {{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p060c.png | width = 200px | align = right | polygon = | cap = {{smaller block|Spiegelklokje.<br />Wijd open; in 't stuifmeel-tijdperk.}} | capalign = center | alt = Spiegelklokje. Wijd open; in 't stuifmeel-tijdperk.}} Ik vind het een heel mooi en interessant plantje en ik heb er indertijd wel eens ver om gewandeld op heete dagen; want je ziet ze alleen als 't mooi warm weer is, in Juni en Augustus. Is de lucht betrokken, dan schuilt het weg tusschen het koren, de boekweit of klaver; dan kunt ge lang zoeken, zonder te vinden. Toch is de kleur paarser en helderder dan bij andere klokjes, er is ook een wit vijfkantje in 't midden van de bijna vlak uitgespreide bloem, zoodat die sterk in 't oog valt, vooral tusschen rijpende gele koren.
Maar dit merkwaardig plantje kan, beter dan de meeste klokjes, zich sluiten bij ongunstig weer; het doet dat ook geregeld al vroeg in den middag, dan is het een donkerpaars figuurtje geworden, een sterretje, als van papier geknipt; zoo dun en zoo plat, dat ge 't moet kennen om 't op te merken.
Dat samenvouwen heeft natuurlijk weer een beteekenis voor 't leven van de plant en wel een heel bijzondere. Kijkt ge een pas geopende bloem oplettend aan, dan bemerkt ge een zuil in 't midden, die wit bepoeierd is, natuurlijk door stuif-<noinclude></noinclude>
h1r0d4kaou3mw3ybnk2fc0f0iad7xgt
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/61
104
38313
127341
125146
2022-08-12T09:49:36Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|61}}</noinclude>meel. De meeldraden zelf zijn dan al verdord. Wordt dit stuifmeel op den pilaar in 't midden—die niets anders is dan de nog gesloten stijl met stempel—niet afgehaald door insecten, en overgebracht op andere één dag oudere spiegelklokjes, dan is het nog niet verspild. Want in den namiddag plooit de bloem zich samen, zooals mijn schetsje aangeeft; de vijf naar binnen gerichte plooien raken dan den meelkolom in 't midden aan en—gaat morgenvroeg de bloem weer open—dan bespeurt ge vijf meelstreepjes binnen in den blauwen spiegel. Meteen spreidt zich nu de stempel, waarvan 't meel van gisteren grootendeels op de bloemkroon is overgedrukt, uiteen tot een aardig kroontje. {{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p061c.png | width = 350px | align = right | polygon = | cap = {{smaller block|Spiegelklokje.<br />Gesloten; van boven en van terzijde gezien.}} | capalign = center | alt = Spiegelklokje. Gesloten; van boven en van terzijde gezien.}} Nu is de bloem gereed om vreemd stuifmeel op te nemen, ze wacht en wacht den heelen morgen op bezoek, maar blijft het uit, geen nood. Straks tegen tweeën vouwt zich de bloem weer netjes dicht en de bewuste vijf meelstreepjes van de bloemkroon drukken weer zachtjes, net als gistermiddag, tegen den stempel, die nu geheel omgekruld is. Zoodoende bestuift de bloem zichzelf en krijgt behoorlijk zaad voor het volgend jaar.
Deze vernuftige tactiek passen andere klokjes ook wel toe, maar bij geen enkele gaat het zoo keurig en regelmatig als bij het mooie spiegelklokje. Dat kan evenwel weer niet op<noinclude></noinclude>
pycowvj67zrbgfyel9wt8tchzi5uy4h
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/62
104
38314
127342
125147
2022-08-12T09:50:15Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|62}}</noinclude>tegen de gewone klokjes, wat het lokken van nachtlogé's betreft. Let maar eens op, als ge tegen den avond langs een zonnig en zandig boschpad wandelt, hoeveel van die halfgesloten blauwe klokjes wat sterker overhangen dan andere aan dezelfde plant. Kijkt ge er voorzichtig onder in, dan ziet ge daar een bijtje rustig in slapen, opgerold als een hondje in zijn mandje, met den kop tegen den staart. Ook al weer leuk van die klokjes; 't is wel niet heelemaal belangeloos dat verschaffen van nachtverblijf, maar toch aardig om te zien.
{{dhr}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
nj88mnldneoo7u27v45zyg82c35eeqt
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/63
104
38315
127343
125238
2022-08-12T10:07:40Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{larger|IX.}}
{{larger|Berberissen.}}}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}In een hoekje van Crailoo, niet ver van den straatweg en toch verborgen, daar bloeiden ze volop. Een tiental berberissestruiken stonden er mooi in 't fijne jonge blad, beschermd door puntige bruine doorns, en rondom hingen de donkergele trosjes neêr.
't Was een lust ze weer te zien, daar op de ruigte, bewassen met roode wikken, heide en boschviooltjes. Waarschijnlijk is daar jaren geleden een tuin geweest; want, tusschen berberissen, meidoorns en andere hooge wilde kruiden en heesters, den voet verborgen, in een bed van paarsche hondsdraf, boterbloemen en hagelwitte sterremuur, stak er een Weigelia zijn takken schuin omhoog, het blad wat klein, en haast verdwenen onder de massa wijnroode bloemknoppen.
De berberissen bloeiden zoo rijk, de trosjes hingen zoo bevallig tusschen bladerpluimpjes aan de zwak gebogen twijgen, dat ik dadelijk schetsboek en potlood voor den dag haalde. Het was heelemaal mijn plan niet geweest daar gaan zitten teekenen, ik wou alleen maar in 't voorbijgaan het van ouds bekende plekje even bekijken, mij overtuigen, dat alles er nog groeide als voorheen en dat het nog niet voor bouwterrein was aangeslagen.
Maar toen ik er eenmaal zat te schetsen, kon ik er niet meer vandaan; de lucht was zoel en vochtig geworden; een<noinclude></noinclude>
jt9sdbkqm3bsej8cwaiiblp4o2j44ap
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/64
104
38316
127344
125239
2022-08-12T10:08:26Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|64}}</noinclude>heel enkele groote droppel viel uit een gebroken hemel; merkbaar luwde de noordewind en kenterde naar 't westen; een uur geleden sauselde hij nog de boomtoppen door elkaar, dat het zonde en jammer was van het mooie jonge lof; nu werd het opeens bladstil.
{{c|[[Bestand:Heimans1906Wandelen p064c.png|400px]]
{{smaller|Bloeitopje van een Berberis.}}}}
Welk bloeitakje zou ik nemen voor mijn schets, de keus was moelijk; bijna alle hingen zoo los en natuurlijk, dat ze zoo stuk voor stuk in een lijstje konden gezet worden, om een bevallig figuurtje te geven.
De hoofdlijnen stonden nog niet op 't papier, of mijn uitverkoren takje kreeg bezoek. Een groote hommel-koningin<noinclude></noinclude>
iii1fcazizbhvo0ms9tqqxo9cb2vjof
Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/5
104
38866
127324
122974
2022-08-12T06:17:16Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{x-larger|WILDE ROZEN.}}}}
{{dhr|6}}<noinclude></noinclude>
nf88sq9mtpwi4hc1em8u0kize32hn7d
Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/8
104
38869
127325
122968
2022-08-12T06:18:26Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|[[File:Witte1888Wilde rozen Portret.jpg|400px]]}}
{{dhr|3}}
{{smaller|Goedel jee phot}}
{{r|{{smaller|Verlagsanstalt Bruckmann repr.}}}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
il9bude6vu3pq2el4kk9yatl5zf1crp
Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/13
104
38871
127329
122973
2022-08-12T06:22:49Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" /></noinclude>{{dhr}}{{c|{{larger|VOORREDE.}}}}
{{dhr}}{{lijn|5em}}{{dhr}}
De hier tot een bundel verzamelde stukjes mogen terecht »Wilde Rozen" genoemd worden.
t Is toch geen bouquet van met zorg gekweekte bloemen, maar veeleer van zoodanigen, welke ik bij toeval aan mijn weg vond.
Het zijn meerendeels—de twee laatsten alleen uitgezonderd—in den strengsten zin des woords »ex tempore's", waarbij echter het plantenrijk schering en inslag is, nú de plant als individu, dán hare plaats in de levende natuur, hare beteekenis voor den mensch, hare kweeking en verzorging, enz., al naar ik daartoe oogenblikkelijk aanleiding vond.
Ontbreekt het daardoor niet aan verscheidenheid, toch zal men gemakkelijk bespeuren dat er een draad door loopt, die 't geheel, al is het dan ook maar losjes, aaneen verbindt.
Deze losse stukjes geven den auteur zooals hij werkelijk is... in zijn dagelijksch leven, denken en werken.
Licht zal hij aldus velen, zijn vrienden en vriendinnen vooral, het meest welkom zijn.
{{r|W.{{gap|7em}}}}
{{sc|Leiden}}, 18 November '88.<noinclude></noinclude>
bv2vwl9684wud437fuj2mz517v4xcqk
Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/9
104
38880
127326
122967
2022-08-12T06:19:13Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" /></noinclude>{{dhr|2}}
{{c|{{xx-larger|WILDE ROZEN,}}
{{dhr|2}}
door
{{dhr|2}}
{{larger|[[Auteur:Heinrich Witte|{{sp|H. Witt}}e.]]}}
{{dhr|2}}}}
{{lijn|12em}}
{{c|{{larger|MET PORTRET.}}}}
{{lijn|12em}}
{{dhr|4}}
{{c|[[File:Witte1888Wilde rozen pag versiering.jpg|100px]]}}
{{dhr|2}}
{{dhr|6}}
{{c|{{larger|LEIDEN,}}</br>
{{larger|E. J. BRILL.}}
}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
0zc0a8gycl9sti6ntsaa9l6ne1054fg
127327
127326
2022-08-12T06:19:53Z
Dick Bos
455
typo
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" /></noinclude>{{dhr|2}}
{{c|{{xx-larger|WILDE ROZEN,}}
{{dhr|2}}
door
{{dhr|2}}
{{larger|[[Auteur:Heinrich Witte|{{sp|H. WITT}}E.]]}}
{{dhr|2}}}}
{{lijn|12em}}
{{c|{{larger|MET PORTRET.}}}}
{{lijn|12em}}
{{dhr|4}}
{{c|[[File:Witte1888Wilde rozen pag versiering.jpg|100px]]}}
{{dhr|2}}
{{dhr|6}}
{{c|{{larger|LEIDEN,}}</br>
{{larger|E. J. BRILL.}}
}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
mgmkwhleowayo6ymz5de1slg87bdar4
Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/11
104
38881
127328
123555
2022-08-12T06:21:07Z
Dick Bos
455
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="Dick Bos" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{larger|Aan{{gap|8em}}}}
{{dhr}}
{{smaller|DEN HOOGLEERAAR}}
{{dhr}}
{{larger|{{sp|Dr. W.F.R. SURINGAR}}}}
{{dhr}}
{{smaller|WORDT DIT BOEK,}}
{{dhr}}
ALS BLIJK VAN HOOGACHTING EN ERKENTELIJKHEID, </br>
VRIENDSCHAPPELIJK OPGEDRAGEN
{{dhr}}
{{x-smaller|{{gap|8em}}DOOR}}
{{dhr}}
{{larger|{{gap|6em}}''DEN SCHRIJVER.''}}}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
4x10gblojio5tyu7puyesc24nxr89w9
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/208
104
39361
127246
126684
2022-08-11T13:07:13Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|208}}</noinclude>Langzaam stijgen we op tusschen de heete gele muren tot aan de zachtgroene bergwei vóór het bosch, die weer uitzicht en koelte biedt.
Nog klept de klok, maar 't was geen brandalarm; het is de doodsklok. Beneden in de diepte tusschen de roode pannen door trekken langzaam blinkende stippen voort; in den kijker zijn het drie priesters in lange witte gewaden; voorop kleine kinderen, en nog eerder een knaapje met witten rok en een groot zwart kruis hoog over den schouder, als een vaandel. Achter de priesters, zwarte mannen met vilthoeden; ze dragen een kist die glinstert in het felle licht, 't is er stellig een van gepolijst hout, en een groot zilveren crucifix, dat er op ligt, is bij het wenden van de dorpstraat, als de processie-stoet in de schaduw komt, nog even te onderscheiden. Achter den stoet trekken honderden donkere gestalten mee op naar het hooge kerkhof bij den toren.
Geweldig treft de tegenstelling van dien droeven plechtigen stoet daar beneden in 't dal, en het volle luchtige rijke zomerleven hier boven om ons heen, waar de geelgorzen en leeuwrikken hun lied de lucht ingalmen, winterkoninkjes schetteren, vlinders om de lokkende bloemen fladderen en het boomensuizen en beekjesklokkeren met het bijenzoemen samensmelt tot één vroolijk golvende melodie.
Als wij in het dorp afgedaald zijn, is de lijkmis en ook de begrafenis al afgeloopen, we zien nog net den pastoor en de kapelaans in ambtsgewaad naar hun woning stappen en de kennissen en talrijke familie langzaam en deftig naar het sterfhuis wandelen, om het tradioneele maal te gaan gebruiken.
Een paar uur later zijn alle menschen hier weer net zoo opgeruimd als altijd, de overledene was ook al drie- en negentig<noinclude></noinclude>
0qcbfg8e64xzfa9u08r4w8dbkda3lxy
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/209
104
39362
127247
126685
2022-08-11T13:07:49Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|209}}</noinclude>jaar; de kinderen kwamen heelemaal niet onder den indruk. Zij spelen met de onze, alsof ze samen opgegroeid en wij niet pas twee dagen inwoners waren. Merkwaardig hoe goed de kinderen elkaar verstaan, ruw zijn die van hier dan ook in 't geheel niet. Beste menschen, hier allemaal; maar dat ze de maretakken, de poëtische mistletoe, ''hamschel'' heeten ze hier, aan de varkens voeren, dat vergeef ik ze nooit.
{{dhr}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}<noinclude>{{R|{{smaller|14}}{{gap}}}}</noinclude>
mh96qadbxogl5dc1cpov21o4sgq48dy
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/210
104
39363
127248
126896
2022-08-11T13:11:19Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{larger|XXXII.}}
{{larger|Epen in Zuid-Limburg.}}}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}
Wat is het toch verkeerd, maar dadelijk na een paar dagen verblijf over een plaats te gaan schrijven. Afgelegen, zei ik van Epen, toen wij aankwamen en wij met ons viertjes de eenige gasten waren. Nu zijn er al honderd; meer vreemdelingen dan inwoners, in 't eigenlijke dorp ten minste.
't Helpt heelemaal niet meer, dat we anderhalf uur van elk station verwijderd zitten, dat er maar één rijtuigje (voor vier personen) beschikbaar is en dan maar alleen, als de bakker het niet voor zijn affaire noodig heeft.
Van alle kanten komen de gasten opzetten; zoo is Epen gerecommandeerd door de gasten van 't vorige en het vóór-vorige jaar; we hebben hier Franschen, Belgen, Italianen, maar 't gros bestaat uit Amsterdammers, Rotterdammers en Groningers.
Komt de electrische tram, die nu nog bij gebrek aan geld in de lucht hangt, Aken, Gulpen en Maastricht vereenigen, dan krijgt Epen stellig een zijtakje en dan wordt het nog eens een ''centre de villégiature.'' Maar dan gaat er, vrees ik, ook gauw het naieve en primitieve af, dat het verblijf hier zoo gezellig maakt. Nu krijgen de kinderen, als ze ergens bij een boer een glas water vragen, nog een boezelaar vol peren toe en op een rijtoertje voelde onze koetsier zich verplicht ons halfweg te tracteeren; het hielp niet of wij mal en<noinclude></noinclude>
c6ebeagjli003jy9zuwi5gwyicyuxdh
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/211
104
39413
127249
126897
2022-08-11T13:14:21Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|211}}</noinclude>zelfs verontwaardigd keken, de man wilde nu ook eens voor ''ons'' betalen; ja hij zou ons graag eens vrijhouden naar Henri-Chapelle, zijn geboortestad waar 't een magifique pays is, zoo grande montagne dat gij over de Haute-Fagne guckt, heel wijd in de Belgique.
Heel ver van België zijn wij hier trouwens ook niet. 's Morgens vóór het ontbijt gaan wij een romantischen hollen weg in, op vijf minuten afstand en dalen in 't Geuldal neer, waar zoo makke koeien grazen, dat ook onze dames er in 't geheel niet bang voor zijn; alleen als het hôtelhondje meeloopt, komen de jongste kalveren even kijken, maar ze hollen niet eens. Tot de koeien toe zijn hier fatsoenlijk en bij de kinderen van Epen kunnen heel wat andere, die ik niet noemen wil, een lesje in beleefdheid en voorkomenheid komen nemen.
Onder de blanke populieren aan de Geul wandelen we heerlijk in de schaduw, landpaadjes snijden de bochten af, die soms minder dan rechthoekig zijn en in een klein half uurtje hebben wij de beide groote grenspalen bereikt, waarop de Nederlandschen, Belgische wapens gebeiteld zijn.
Net daar op de grens rijzen nog huishooge rotsen op van kalk en leisteen; aan de Geulzijde sterk verweerd, zoodat de boomwortels er diep in dringen en wij ze met de hand tot klei of poeder kunnen wrijven. De helling is begroeid met hazelnoten, bramen, rozen en clematis, waartusschen overal gele bosschen van een zeldzaam soort van kruiskruid uitsteken en de roode bessen van de Aronskelk glimmen als kooltjes vuur onder de wilde frambozen.
Langs de Geul is het vlakke weiland bezaaid met een macht van zink-viooltjes, het merkwaardig plantje, een variëteit van 't gele viooltje, dat, schijnt het, niet leven kan, zonder dat er zink in den bodem aanwezig is. Voor zoover de Geul<noinclude></noinclude>
k8mpsfd0pqoq8bzqyp8mkaxjoqgpzv5
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/212
104
39414
127250
126898
2022-08-11T13:16:12Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|212}}</noinclude>'s winters het land overstroomt staat het bij duizenden en duizenden, maar geen voetstap verder is het te vinden, hier niet en nergens anders in den omtrek. Ook verder noordwaarts wordt het zeldzamer, het komt meer naar den Belgischen kant daarentegen steeds talrijker uit het gras kijken, soms geheel wit, ook wel met twee blauwe bloemblaadjes; geheel blauw of paars heb ik 't nog niet gezien. Even over de grens, in Bleijberg, schijnt het vaderland van dit viooltje te zijn, daar bij de oude zink- en loodmijnen zien alle ruigten er geel van, ook ver van de Geul; en bij de groote fabrieken, die tegenwoordig hun erts meest uit Spanje aangevoerd krijgen, groeit het tot tusschen de rails en op sintelhoopen.
Nog een ander zinkplantje, maar veel zeldzamer, vond ik als trouw begeleider van de Geul, maar dat nietige witte kruisbloempje zal alleen iemand vinden, die zich voor botanie interesseert. Wel zullen iederen wandelaar, die even naar het spel van de wielende golfjes staat te kijken, de groote rose bloemen van Engelsch gras in het oog vallen; 't is een soort die maar heel weinig afwijkt van de armeria, welke aan onze kusten, vooral aan de Zuiderzee, in menigte voorkomt.
Het dichtst bijzijnde Belgische dorp is Sippenaeken, nog geen tien minuten over de grens, daar begint de mooie zwarte rijweg naar Bleijberg, verleidelijk hard voor motorfietsen, die er dan ook nog al eens tegen optuffen.
Eens in Bleijberg ligt de bewoonde wereld weer voor u, de trein brengt u in een korten tijd en voor weinig stuivers naar Aken of Dolhain, en verder naar de drukke zomerplaatsen in den Eiffel of de Ardennen.
Daarvoor is Epen bijzonder goed gelegen; wij gaan 's morgens vroeg op pad met mondkost in den tasch, wandelen een anderhalf uur door hooge of lage bosschen, met de mooiste<noinclude></noinclude>
rr9i62z1vn0swlecdb06ywicvirdukq
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/213
104
39416
127251
126899
2022-08-11T13:18:41Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|213}}</noinclude>vergezichten die men in Nederland hebben kan, eten ons broodje in Vaals of Bleijberg, passeeren de dag in Aken of aan de Gileppe en gebruiken 's avonds gezamenlijk het groote maal weer in onze groote gelagkamer, waar het billard overeind tegen den muur staat. Zoo blijven de uitstapjes ook voor fin-de-vacances-porte-monnaies uitvoerbaar. 't Is waar, men moet goede beenen en goede schoenen hebben om het hier naar zijn smaak te vinden. {{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p213c.png | width = 350px | align = left | polygon = | cap = | capalign = center | alt = Epen.}} Toch heb ik hier luidjes gezien, die vier dagen achtereen uit waren, zooals wij zeggen, naar Aken, Dolhain, Luik en Valkenberg, altijd te voet naar 't naaste station en zoo elken dag minstens 20 K.M. over hoog en laag achter den rug hadden gebracht, de wandeling op de plaats van bestemming niet meegerekend, en die toch na de thee nog eventjes de kerk omliepen en als de automaat-polyphoon voor 5 pf. de Blaue Donau of de Faust-wals of een Mazurka opdraaide, nog een uurtje flink en vroolijk aan 't dansen sloegen. 't Loopen is hier lang zoo vermoeiend niet als ergens anders, beweren onze medegasten en dat moet wel zoo wezen, naar mijzelf te oordeelen.
In elk geval zoo'n ''abstecher,'' naar de Gileppe vooral, is de vóór- en nawandeling waard. Wij troffen een bijzonder mooien dag, niet te warm, bij afwisseling zon en schaduw. Wat lag dat groote bergmeer daar tusschen de hooge rotsen van het<noinclude></noinclude>
tdqxov3ppl4jn28zu65nl2y397ysv3j
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/214
104
39417
127252
126900
2022-08-11T13:21:25Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|214}}</noinclude>reusachtige Hertogenwald indrukwekkend mooi. Met den rug naar de ''barrage'' gekeerd het bekijkend, denkt niemand aan een kunstwerk, een reuzenarbeid door menschenhanden. En toch is dit Alpenmeer in den Noordoostelijken uitlooper van de Ardennen niets dan het kunstmatig opgestuwd riviertje de Gileppe, een zijtakje van de Vesdre. Een muur van 235 meter breedte en 47 meter hoogte met een dikte van 66 meter aan de basis tusschen twee steile rotsen gebouwd, met een zwakke welving naar den kant van het meer.
t Is een werk bedacht door den ingenieur Eugène Bidaut, dat in 1876 onder Leopold II voltooid is, heel wat millioenen heeft gekost en dat nergens in Europa overtroffen wordt. In Portugal en Zwitserland bestaan twee barrages, die van minder omvang en beekenis zijn, in Amerika zijn er uitgestrekter werken van dezen aard, maar grootscher door de omringende natuur kunnen ze moeilijk zijn.
Het doel is de textiel-industrie van Verviers van beweegkracht te voorzien. De muur zelf ís niet doorboord; zijdelings zijn in de bergen ondergrondsche kanalen gemetseld, waardoor zich het hoogopgestuwde water naar beneden stort tot aan den voet van den muur, vandaar voeren dikke buizen het 9 K.M. ver naar Verviers.
Boven op den muur, die tegelijk een breede brug vormt dwars langs het meer, zit een monument-leeuw, een reuzenbeest van 21 M. hoogte. Zijn corpus is uit vierkante blokken steen gebeiteld, niet uit één stuk gehouwen, en de naden zijn in de verte heel goed te zien; dit geeft den indruk, dat ons beestje als symbool moet dienen, met een zinspeling op de weefsels, die het reuzenwerk noodig maakten, dat hij dag aan dag zoo diepzinnig zit te bepeinzen.
De natuur is er prachtig en de klim naar boven niet<noinclude></noinclude>
10zo1hl9iptv0piuqm2xd0v9efrvxaj
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/215
104
39418
127253
126901
2022-08-11T13:23:40Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|215}}</noinclude>malsch; maar wie in Epen is leert wel klimmen. Alleen als 't pas geregend heeft en dat was van de week hier een morgen en een anderen middag het geval, dan zijn de zijpaden naar de heuvels beken geworden, met een beweeglijken bodem van klei met keischerven en vuursteensplinters, die voor gevoelige voeten aan een penitentie doen denken; een uur later is de weg weer begaanbaar hoewel nog niet bepaald droog te noemen.
Op zoo'n middag laten we den schoenmaker wat verdienen, houden we op pantoffels de groote wegen en praten met de Limburgsche menschen, die zelf ook zoo graag praten, en we doen nieuwsgierige vragen. Zoo had mijn vrouw al een paar dagen het oog op lange banden, meters lang en een paar handen breed, wit of grijs met rood gevoerd, die over de heggen bij de andere wasch te drogen hingen. Zij zou net eens probeeren in 't Limburgsch te vragen, waarvoor ze gebruikt werden, toen een meisje van een jaar of tien het zonder zeggen kwam vertellen; want zij droeg een wikkelkindje van vier maanden voor den buik. Een wikkelkindje, waarde lezer die het nog niet weet, dat is geen kindje, dat is een hoofdje zonder lijf of armen en beenen, een gewoon kinderhoofdje dat uitkijkt, gezond maar een beetje suf, dunkt me, boven een stijven rol laken of katoen, dat weet ik niet precies, blauw, rood of grijs, al naar smaak en soort.
Moet het meisje een ouder zusje of broertje helpen, dan legt ze het wikkelpakje even neer op den grond of zet het onder tegen den muur of in den haag, het blijft rechtop staan. Bijzonder practisch, dunkt me, zoo'n kind zonder handen en beenen; het staat als een paal wanneer het maar een steuntje heeft, je zou het ook in los zand kunnen zetten of met lood bezwaard rechtop in water laten drijven. Zoo'n<noinclude></noinclude>
pu4vyj8uxoq9h83lj7zdyhhsqcqqq1o
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/216
104
39420
127254
126919
2022-08-11T13:25:13Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|216}}</noinclude>wurm kan zich ook niet bezeeren door met de handen naar messen of volle soepborden te grijpen, of met de voetjes tegen den heeten kachel te trappen. Zou het van het wikkelen komen, dat de kinderen hier in tegenstelling met zekere anderen, zoo zoet zijn? Ik heb er nog niet zien vechten, ja niet eens hooren schelden of kibbelen.
Nu is 't de tweede week van de vacantie en we treffen een ware population flottante in ons dorpje; elken dag andere gezichten, jongelui meestal, ook enkele herstellende oude dames of heeren. Maar die zullen 't hier, vrees ik, niet geheel naar hun smaak vinden in ons huis althans en vooral bij de maaltijden, kan het geducht roezemoezig zijn vanwege de vele kinderen en bij slecht weer vergaat je soms hooren en zien.
In treffende tegenstelling met die drukte binnenshuis is de volmaakte stilte in de straat, vooral 's avonds. Het kleine dorpje Epen zelf munt van nabij gezien door niets uit boven alle dergelijke dorpjes in Zuid-Limburg; integendeel, het mist eigenlijk alle speciale bekoorlijkheden; de huizen zijn niet mooi en de verspreiding is niet schilderachtig; ook de ligging is niet zoo, dat men er in of vlak bij het dorp met genoegen naar kijkt. Op een vijf minuten afstand eerst, als kerk en huizen gedeeltelijk verdwijnen in 't geboomte, wanneer men alnaar men gedaald of gestegen is, er bovenop of er tegenop kijkt, dan eerst kan het den blik een poosje boeien. Maar 's avonds als de volle maan het beschijnt, zooals elken avond van de afgeloopen week, liggen daar die twintig huizen bij de kerk innig mooi, wit en stil; de groezelige leisteen en de miskleurige leemkalk hebben een bleeken zachten tint gekregen, de kleur van de blauwe pleister, die de leem- en rietwanden verbergen wil, is dan niet zoo schreeuwend als in 't felle licht en de donkere dakvormen komen scherp uit tegen de lichte lucht.
{{nop}}<noinclude></noinclude>
b1gccopjcisd0l43qaakygtf8g47ldf
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/217
104
39421
127255
126920
2022-08-11T13:26:37Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|217}}</noinclude>De vlakke dorpstraat, waarin ook de vier huizen staan, die vreemdelingen opnemen, ligt halverwege op de steile helling van een hoogen heuvel en loopt van kerk tot school van noord naar zuid; die weg daalt vóór de kerk en achter de school vrij snel en sterk, zoo dat in de straat van de overige huizen zoo goed als niets te zien is.
{{c|[[Bestand:Heimans1906Wandelen p217c.png|400px]]
{{smaller|De barbière van Epen.}}}}
Dit geeft den indruk of het geheele dorp maar uit een tiental huizen en een kerk bestond, terwijl er nog minstens evenveel in de krommingen verborgen liggen.
{{nop}}<noinclude></noinclude>
41l0c4kl221tn56yd5bmkckf0fkc2qy
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/218
104
39422
127256
126921
2022-08-11T13:29:47Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|218}}</noinclude>Het gevolg van die vreemde ligging is, dat de wegen uit het dorp naar drie zijden sterk dalen, althans in 't begin, en naar één zijde, den westkant, snel stijgen; het eigenaardige, het interessante daarvan is, dat al die toegangen naar de diepe Geulvallei ten oosten, naar het hooge bouwland, het hooge bosch ten westen smalle holle wegen zijn; daar kan net één Limburgsche kar tusschen de braamstruiken en de clematisslingers doorwringen; komt ge zoo'n kar tegemoet, dan zult ge òf moeten omkeeren òf tegen den steilen berm in de struiken moeten omhoog kruipen. Daarbij hebben de meeste van deze dalende ravijnen tevens de functie van beek te vervullen, zoodat het wandelen daar soms overgaat in een bevallig huppelen van kei op kei. De breede karren gaan op de diepere plekken, waar een ander smaller zijtakje van de Geul zich met den weg vereenigt, tot de assen door 't water en de koeien plonsen er zonder bedenken met den buik in, den kop met de uitstaande horens omhoog. Ten gerieve van de menschen en de kippen ligt op zulke plaatsen meestal een plank of ten minste een hoop takkebossen of keien vlak langs den wegberm, die de passage althans mogelijk maakt, zelfs voor pantoffels of lage schoentjes.
De stijgende holle wegen zijn natuurlijk droger dan de dalende, maar wanneer het eenige uren flink geregend heeft, zijn ook dat beekjes geworden, die evenwel hun water snel afvoeren dwars over de hoofdweg naar de dalende holle wegen van de overzijde. De kleibodem neemt al spoedig geen water meer op, het hemelnat moet een anderen uitweg zoeken en het vindt dien {{SIC|uitterraard|uiteraard}} in de diepte van het dal, waar de rivier op zulke regen- en winddagen met groot misbaar zijn gele golven over de keien gooit, en klotst en jaagt dat de mooie planten boven op den steilen oever bespat worden.
{{nop}}<noinclude></noinclude>
fwbxmzzqkhyg0jya794eaz7r2vrb2fi
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/219
104
39423
127257
126922
2022-08-11T13:31:17Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|219}}</noinclude>Als daarna een paar uur lang de zon heeft geschenen, is de bovenweg weer goed, en gaandeweg kalmeeren alle beekjes; maar voordat wij op zulke tijden naar boven gingen (in het Geuldal is het dan nog te nat) brachten wij meest eerst een bezoek aan een dalenden hollen weg, die dan bijzonder mooi is. Het is de vierde van het dorp, zuidwaarts geteld; de bodem van dat ravijn bestaat hier en daar uit oudere gesteenten, die ten deele uitgeslepen door het water ten deele verweerd zijn, de bermen zijn er bedekt met de glimmende blaadjes van maagdepalm waaraan hier of daar, ook in den zomer, wel eens een lichtblauw bloempje ontluikt, en daar tusschendoor gluren de roode bessen van aronskelken, die er vooral na den regen schitterend frisch kunnen uitzien. Deze laag groen, die de steenachtige helling bekleedt, wordt overwelfd door een woud van clematis met witte knoppen, heggerank met gele, {{SIC|goene|groene}} en roode bessen en een gewirwar van bramen, die hier allemaal groote roode bloemen dragen, net wilde rozen. Denk u daartusschen een kar met koren, schommelend en bolderend over de keien, die diep onder water liggen, het zware Limburgsche paard tot pols en hiel wadend door den snellen stroom; den voerman in waterlaarzen loopt er naast, die fluit een lustig deuntje bij het tingelen van de belletjes en die groet vriendelijk als hij u in de diepte voorbij gaat, zonder dat er ook maar iets te merken is van spot met uw vlucht voor hem in de natte struiken; eerder ligt er iets van een excuus is.
Na den regen, als de zon de klei-paadjes tusschen de tarwe of de gerst al weer hard heeft gebakken, is de wandeling naar boven een groot genot. 't Is daar dan zoo heerlijk frisch, als 't water van den bodem en van de millioenen halmen snel verdampt, thijm en marjolein al weer geuren,<noinclude></noinclude>
igfkk9jynct04iuo92f0qtpxdbkpntd
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/220
104
39424
127258
126923
2022-08-11T13:34:28Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|220}}</noinclude>als de blauwe spiegelklokjes zich weer openen tusschen de klaverblaadjes. Onkruid is het zoo'n spiegelklokje, maar wat is het een mooi diep paarsblauw bloempje en hoe schitterend wit het hart; vlak uitgespreid als een spiegel, Venusspiegel wordt het ook wel genoemd, blinkt het bloempje 's morgens in den vollen zonneschijn; bij somber weer of tegen den avond, lang voordat de klaver gaat slapen, vouwt het paarse klokje zijn bloemkroontje ineen tot een mooi figuurtje, dat van boven gezien een ster lijkt met vijf stralen. Aan dat samenvouwen van de klokjesbloemen den tweeden avond van hun bestaan, is een groot geheim uit het bloemenleven verbonden, 't ís natuurlijk alweer iets, dat de bestuiving en bevruchting ten doel heeft.
Aan mooie onkruiden is Zuid-Limburg bijzonder rijk, vooral de korenakkers zijn er keurig versierd. Nergens in 't land groeien er zulke mooie klaprozen, korenbloemen, wikken, kamillen en chrysanthemums tusschen tarwe en rogge als daar. Dat mag nu niet pleiten voor de zorg, waarmee het zaaikoren gezift is, mooi is het, en dankbaar zijn wij. Een veldje met bloeiende erwten bezet, herinner ik mij levendig, het was letterlijk rood, wit, blauw en oranje, zoo nationaal en royaal mogelijk, en prachtig in zijn frissche bontheid. Ik vroeg een eigenaar van veel bouwland hier, of zooveel gele ganzebloem, klaproos en korenbloem niet schadelijk was in 't land; hij beweerde van niet; er kon niet meer vrucht aankomen dan er aan was en de grond was nog vet genoeg om 't onkruid er bij te onderhouden, het wieden zou meer kosten dan het opbracht. Alleen de bolderikken die liet hij zooveel mogelijk weghalen, want die maken 't meel bitter.
De mooiste wandeling die ik in Epen gedaan heb, was er een bij heldere maan door de bouwlanden naar een groot<noinclude></noinclude>
aay8ih8r3o84emchpf89tqxsayf7wi4
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/221
104
39585
127259
126924
2022-08-11T13:36:24Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|221}}</noinclude>bosch op den top der westelijke heuvels. De lucht was zoo helder, dat wij evengoed als bij dag den weg konden vinden door de holle wegen en de paden van het bosch, en stil dat het was! Zoo stil, dat de ooren suisden, men zou meenen dat de populieren het deden, als ze daar niet onbeweeglijk stonden in de bladstille nachtlucht. We liepen met ons veertienen den Indianen-marsch, daarbij zes jonge dames, allen boekhoudsters met verlof, uit Rotterdam als ik mij niet vergis, die hun hart ophaalden en heusch niet altijd zwegen; er was op den heenweg dan ook heel wat gelachen en gezongen; gegild ook bij het glijden of als er een pad of een boschmuis over den weg sprong, maar hier, hoog boven op de top, stonden wij allen doodstil, als bij afspraak, zoo plechtig indrukwekkend, overweldigend stil en grootsch was het gezicht daar boven van de heuvelen. Heel hoog in de lucht de witte volle maan, scherp van rand als een nieuwe munt. Vóór ons, het golvend land met boschjes als eilanden, en in de plooien van het terrein de daken van huizen of kerken en torentjes uren in 't rond; heel in de verte achter de donkere bosschen van Vaals, de lichten van Aken, als een flauwe schijn en dichterbij de gloed der smeltovens van Bleijberg.
Achter ons, een uur gaans lang, het groote diepe donkere bosch, ook daar alles doodstil; zoo stil dat wij in de verte een hert hoorden snuiven en doorbreken, tot opeens een naargeestig janken ons doet rillen, en er een geblaas en gehuil komt uit de zwarte eiken, die boven op den witten kalkrots staan. Het is een vos die conversatie heeft met een grooten nachtuil. Uit de kalkbrij in het wagenspoor klimmen kalkkleurige beestjes op, het zijn vuurpadden die hier bij tientallen huizen tusschen de steenbrokken en de belladonna-struiken. 't Werd al te eng voor een der jonge dames en ook de<noinclude></noinclude>
7a053d8k8y7w5smz0ezp9zaizs0su6g
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/222
104
39586
127261
126925
2022-08-11T13:36:52Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|222}}</noinclude>dappersten gaan maar liever terug naar het dorp. 's Morgens vertelde een der dames dat zij, midden in den nacht, den vos vlak bij huis had hooren huilen en dat alle honden in de buurt blaften en de hanen kraaiden. En dat bleek geen phantasie, want zij was lang niet de eenige, die er wakker van was geworden.
De aanwezigheid van een aantal vossen in de buurt van Epen is trouwens voldoende geconstateerd.
{{dhr}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
dxdg6z867ls86s4rg1yqz2ph9zrj7lv
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/223
104
39587
127266
127020
2022-08-11T13:46:17Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{larger|XXXIII.}}
{{larger|Nachtelijke Wandelingen.}}}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}
Een van de vele dingen, waar een stadsbewoner nooit toe komt, zijn nachtelijke wandelingen in de vrije natuur. 't Gebeurt wel eens, dat je van wege de muggen of een bruiloftspartij niet slapen kunt; maar opstaan, naar buiten gaan, wordt het niet licht; men moet eerst zoo ver door de stad loopen; elke nachtwacht kijkt je argwanend aan; hij ziet dadelijk dat je geen geroutineerd nachtbraker bent en loopt een eindje achter je aan; dat is vervelend, 't maakt je nerveus en ik geloof grif een goede kennis, die mij vertelde dat hij het bij zoo'n gelegenheid ten slotte eens op een loopen zette en opgebracht werd.
In 't dorpje waar ik deze mooie zomervacantie doorbracht, ben ik meermalen 's nachts in 't bosch en in de velden geweest, moederziel alleen en vaker nog in groot gezelschap. Wij maakten Indische dagverdeeling, versliepen de heetste uren en lagen 's nachts tegen twaalven klaar wakker; de een wekte den ander op, en gezamenlijk gingen we dan naar de vallende sterren kijken. Onze gewone wandeling eindigde meestal op een hoogen heuvel vanwaar we bij dag een uur of vijf, en wellicht verder, het Belgische land in konden zien.
In de eerste weken van de vacantie hadden we zulk een schitterenden maneschijn, dat gewoon drukschrift met gemak te lezen viel, en de wandeling was in alle opzichten een genot,<noinclude></noinclude>
jvixzp4vsepdisi72fa5aid0j2abuxm
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/224
104
39588
127267
127021
2022-08-11T13:47:51Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|224}}</noinclude>De witte dorpshuizen, bij dag zoo nuchter onder hun witte, paarse of groene kalklaag, of zoo groezelig besmeerd met leem, werden door de bleeke tooverstralen in poëtische plekjes veranderd, de raadselachtige diepe schaduwen, vervormden boomen, huizen en watermolens dat ze onherkenbaar waren, zoodat men zich een oogenblik vreemd voelde als in een onbekende streek.
Geen tochtje bewoog de lauwe lucht, vochtig door de nevels, die opstegen uit het nauwe rivierdal en dit maakte de stilte zoo diep, dat we overal de echo's van onze voetstappen hoorden. Verbazend sterk zijn de geluiden uit de verte in dit steenachtig land, het piepen van een boschmuis, vlak bij ons klonk als een gil; het blazen van een paar ooruilen, die op een rots zaten op een kwartier gaans afstand, was angstwekkend duidelijk en als de dieren opvlogen kermde hun gehuil voort van top tot top. Een vos die scherp en kefferig jankt onder de adelaarsvarens, wekt de honden op de hoeven en een poosje klinkt rondom nijdig geblaf, dat opstijgt uit de diepten en door de echo's dichtbij schijnt.
Anderhalf uur in 't rond is trein noch tram te bekennen; toch hooren wij hier duidelijk het dof gedreun van een nachttrein ergens tusschen Luik en Aken. In die richting ligt een oud kasteel, met veel torens en kanteelen; de maan staat er nu vlak boven, en spookjesachtig blinken de leien daken, de weerhanen en de kleine torenvensters uit boven een streperig nevelwolkje, dat door de hooge muren in tweeën wordt gedeeld.
Eens in zoo'n maannacht zijn we op de dassenjacht geweest. Drie kleine bastaard bulldoggen, monsters met blootliggende tanden en leelijke kromme pooten, werden dicht bij 't bosch losgelaten; de beide jagers fluisterden de dieren iets toe en sluipend als katten gleden ze de struiken in. We hoorden<noinclude></noinclude>
6mt0z0j0w3xq2zpcsv23id57yr4mvgq
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/225
104
39589
127268
127022
2022-08-11T13:48:10Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" /></noinclude>{{dhr}}
{{c|[[Bestand:Heimans1906Wandelen p225c.png|400px]]
{{smaller|De ingrediënten voor de dassenjacht.}}}}
{{dhr}}<noinclude></noinclude>
saw9ipmqny7dv2xheh74yf7y5imrrwu
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/226
104
39590
127269
127023
2022-08-11T13:49:29Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|226}}</noinclude>het hijgend snuiven voortglijden over de weiden langs den boschrand. De baas stond gereed met zijn groote ijzeren dassentang om toe te snellen, zoodra de honden aan zouden slaan, als teeken dat ze een das "gesteld" hadden.
Een van de beide mannen droeg ook nog een opgerolden groven aardappelzak bij zich, met een zwaar touw dichtgebonden. Daarin zou de das, als hij maar eens den ijzeren kraag van de tang om zijn nek had gekregen, levend worden opgeborgen. Het touw moet er dan zoo strak om, dat het dier zich niet verroeren kan, anders bijt hij den zak stuk. Onze jagers hoopten op een levende vangst, om eenige jonge dassebijters op de jacht te kunnen dresseeren. Daartoe, zoo hoorde ik, wordt de gevangen das half dood geslagen en dan eerst wagen zij hun jonge honden er aan. Deze martelen dan het arme dier tot het morsdood is. Een afschuwelijke en dan ook verboden behandeling van een beest, dat heel weinig schade doet; althans in deze streek, waar, behalve konijnen, haast geen klein wild meer te vinden is. De eenige last die de boeren hebben van de das, bestaat hierin, dat hij 's nachts de weiden en soms de bouwlanden omwoelt om larven en wormen te zoeken.
Na een tien minuten naderde het regelmatig snuiven ons weer als een tuf-tuf, die uit de verte aan komt snellen. Vier- of vijfmaal werden de honden uitgezonden, maar steeds kwamen ze terug zonder één kef gegeven te hebben.
"'t Is te licht," zei de jager, "en de schaduw te zwart, de das is bang voor zijn eigen schaduw en kruipt weer in zijn hol bij zulk weer. Er moeten wolken voor de maan drijven, anders komen we platzak thuis."
En dat gebeurde. Eens in de dichte bramen aan den weidekant van 't bosch sloegen de honden aan; wij holden<noinclude></noinclude>
a747cbixqog91dj75jd7dh4c5y05rua
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/227
104
39591
127274
127024
2022-08-11T17:28:15Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|227}}</noinclude>allen toe op een sein van den jager, maar de honden hadden in 't dichte gewas het dier niet staande kunnen houden tot wij bij hen waren. "Hij blaast zich op als een elastieken bal," verklaarde de baas "en dan glijden de tanden af."
Eerlijk gezegd, speet het mij maar weinig, dat we geen das vingen; want 't spaarde mij veel last; ik had het dier stellig coûte que coûte gekocht, om 't niet te laten martelen en na het geteekend te hebben, naar Artis gezonden.
Ook op een stikdonkeren nacht zijn wij verleden week uit geweest, met een fietslantaarn. De dag was smoorheet en tegen den avond kwamen over de bergen zware wolken aanglijden, die de sterren bedekten met een zwart gordijn; daarin flitste het van tijd tot tijd; en dan kwamen er groote vurige scheuren in met hakige en rafelige kanten. Geen donder was er te hooren, alleen met tusschenpoozen een zwaar zuchten of steunen, hoog in de lucht; dan bogen de lange populieren den top naar het westen, waar de zon nog een ovalen rand om de heuveltoppen zoomde; toch was er geen koelte te merken.
Tegen elf uur was de nacht zoo zwart als roet, geen hand voor oogen te zien, ook de witte muren niet. Maar alles wat leefde, vooral witte bloemen en nachtvlinders, had een vreemden glans. Als wij 't licht van de lantaarns bedekten, konden wij geen voet verzetten; maar met tusschenpoozen helderde de wegrand eventjes op en lichtte phosphoriek. Heel kleine vurige slangetjes kronkelden over den weg, dat waren duizendpooten die licht geven, en die hun bijnaam electricus daaraan danken. Groene en roode vonkjes flonkerden eensklaps hier en daar tusschen de struiken en doofden langzaam; dat waren glimwormpjes; enkele vingen wij bij hun eigen licht, en door het hout van het luciferdoosje heen,<noinclude></noinclude>
8s8ss51qz24ni1kv479gn9ko8kx1kxl
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/228
104
39592
127275
127025
2022-08-11T17:29:47Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|228}}</noinclude>dat hun even tot gevangenis diende, waren de drukletters er bovenop goed te lezen.
Eén oogenblik schrokken wij hevig; de acetyleenlantaarn verlichtte ons pad door een diep ravijn, waarin wij nauwelijks twee aan twee konden staan. Op eens keken twee groote vurige kolen ons aan uit de schim van een groot beest. Een ontzettend gebrul. Gegil, toen een groot gelach; 't was een koe, die uit de weide was verdwaald en in 't ravijn stokstijf stond van angst, verbluft en verblind door ons licht. Uit moedwil liet de voorman ook andere koeienoogen lichten; en ook onze eigen oogen bleken de eigenschap te bezitten, die wij alleen katten hadden toegedacht.
Nog viel er geen droppel en geen gerommel kondige onweer aan, maar ieder voelde dat het komen moest. De lucht was vol electriciteit, de boomen, de struiken, ook wij zelf; tot in onze haren toe hadden wij het eigenaardig gevoel van iemand die op het isoleerbankje staat; iets blauwigs, als een weerschijn, gaf de grenslijnen aan van de hekken en het ijzerdraad langs 't bouwland.
Langs onzen weg in de hooge heuvelweide lagen poelen, half vol kleiig water, het eenige dat de koeien hier te drinken krijgen; en uit een van die uitgestoken kuilen nu begon plotseling een klokje te luiden, eerst zacht, dan sterker; teer heldere, lage en hooge tonen door elkaar, mooi en angstig in den zwarten nacht. We stonden versteld, wat kon 't zijn? Koeien dragen hier geen belletjes, anders zouden we dadelijk daaraan hebben gedacht. Het moeten toch koeien met schelletjes zijn, meende een van 't gezelschap; maar zoover 't acyteleengas licht verspreidde, was er geen koe te zien.
Wij klommen tegen den hoogen kant van 't weiland op en keken in den koepoel; het water rimpelde, van de klei-<noinclude></noinclude>
pb5ir5gewuq0h0w9pi85kmlk9v87dlp
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/229
104
39593
127276
127026
2022-08-11T17:30:33Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|229}}</noinclude>{{Img float | style = | above = | file = Heimans1906Wandelen p229c.png | width = 350px | align = right | polygon= 70% 0, 100% 0, 100% 100%, 0 100%, 0 35%, 70% 35%| cap = {{smaller block|Vuurpadjes of Klungelskes. (Ill. uit ''De Levende Natuur'').}} | capalign = center | alt = Vuurpadjes of Klungelskes.}} kluiten en uit de pootprenten der koeien die hier komen drinken, doken plonsend kleine diertjes in 't water, en de klokjes zwegen. Ik had nog maar eens, kort te voren in den Eifel, de klokjes gehoord en stond nog even in twijfel, maar na ons een poos onbeweeglijk gehouden te hebben, begon 't luiden opnieuw. En: ting, tang, tong, weer gingen de Eifelklokjes aan 't klinken.
Het was prachtig, dat geheimzinnig nachtelijk feeëngeluid, dat uit het water opkomt. Lang waren wij er stil van. 't Is<noinclude></noinclude>
43hpmbffpnsj53mrzwwyyf4pkeyj2ft
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/230
104
39595
127277
127027
2022-08-11T17:31:55Z
WeeJeeVee
2844
/* Gevalideerd */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="4" user="WeeJeeVee" />{{c|230}}</noinclude>eigenlijk verkeerd, het nader te onderzoeken en te ontleden, door te vertellen dat het geen nimfen of nixen zijn die daar wonen in 't gele water, maar padjes, grijze vuurpadden met geel gevlekten buik; ''klungelskes'' zeggen de menschen hier, heel aardig. Het is werkelijk een klingelende-klokskesgeluid, ofschoon ieder beestje maar één eigen toon heeft. Die toon is evenwel verschillend voor vele dieren. Het geluid lijkt dan ook alleen op klokjes, als er vele tegelijk instemmen.
Maar mooi en lief blijft het toch; dat bleek, toen aan een onzer plotseling die Zauberflöte te binnen schoot en zij vol overtuiging luid ophaalde van:
{{dhr}}
{{block center|{{fine block|
<poem>''Das klinget so herrlich,''
''Das klinget so schön,''
''Nie hab ich so etwas''
''Gehört und gesehn...''
</poem>}}}}
{{dhr}}
En in den pas met Mozart en Papageno stapten wij achter de lantaarn in elkaar's voetsporen.
In 't dorp vielen de eerste droppels en het rommelde in de verte.
's Morgens vroeg was al het stof van de wegen in de beken gespoeld; het water van de volle, woelige Geul bruiste hevig en zag zoo bruin als dorre beukebladeren; maar de hemel was weer zuiver en zoo blauw als elken dag in de onvergetelijk mooie, zonnige zomervacantie van 1904.
{{dhr}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}<noinclude></noinclude>
feohf4ux6xkoop2i47mhy3y1iud1f90
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/244
104
39633
127330
125106
2022-08-12T06:26:37Z
Dick Bos
455
/* Proefgelezen */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Dick Bos" /></noinclude>{{dhr|3}}
{{c|{{larger|XXXV.}}
{{larger|Hoe de dieren sterven en waar ze daarna blijven.}}}}
{{lijn|5em}}
{{dhr|2}}
Ik bedoel de dieren van het bosch en 't vrije veld. Wie veel door bosch en heide heeft gezworven, bij voorkeur de stille plekjes zoekend, bovendien oog en hart heeft voor de levende wezens, ook al zijn het geen menschen, zal zich stellig wel eens de vraag hebben voorgelegd, hoe 't komt, dat wij zoo zelden doode dieren zien en zieke dieren ons maar een hoogst enkelen keer op ons pad doen stilstaan.
Wel treffen wij 't nog al eens, een dramatisch einde bij te wonen, als het toeval ons juist bij een beekje brengt waar een otter een visch te pakken heeft gekregen, een kraai een jong haasje grijpt, of een wezel, die verhit door de jacht alle voorzichtigheid laat varen, voor onze voeten een muis of een mol pakt. Een kring van vogelveeren met bloedsporen, hazewol en restjes van een konijn, zijn voldoende om voor onze verbeelding uilen, bunsings of hermelijnen bezig te zien met hun sinister nachtwerk. Lang niet zeldzaam vinden wij de offers van de domheid en de onberedeneerde dierenhaat der menschen: mollen, padden, uilen en egels, hazelwormen en hagedissen, doodgetrapt of doodgeslagen; geschoten kraaien, eksters en vlaamsche gaaien heeft ieder ijverig wandelaar meer dan eens gevonden, en ze met den stok gekeerd, om, met een lichte rilling, doodgravers en andere aaskevers van hun griezelige genietingen te zien wegvluchten.
{{nop}}<noinclude></noinclude>
0y1qkcao9atkdbj1yyxxwdugjcz4bwn
Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/245
104
39634
127331
125107
2022-08-12T06:28:19Z
Dick Bos
455
/* Proefgelezen */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Dick Bos" />{{c|245}}</noinclude>Zoo komen wij licht tot de meening, dat verreweg de meeste grootere dieren—om van insecten, wormen en dergelijke niet te spreken—een smartelijken dood sterven in klauwen of kaken van anderen; dat het leven der dieren een eindeloos moorden en een nameloos lijden is, dat de meest kenmerkende eigenschap der Natuur wreedheid is.
Ik heb 't nooit willen gelooven. Er zijn zooveel dieren, die haast geen vijanden in hun omgeving hebben; waar en hoe sterven die?
Een van de passages uit ''Robinson Crusoë,'' welke indertijd een sterken indruk op mijn kindergeest schijnt te hebben gemaakt, is die waar Robinson dat geheimzinnige zuchten uit de verborgen grot hoort komen, en na langen strijd zijn angst overwint, weifelend binnentreedt en er een stervenden bok vindt, die zich daar had verscholen. Zouden de dieren zich gaan verbergen wanneer ze door ouderdom of ziekte moeten sterven?
Ook uit de ''Aarde en haar Volken,'' dat in mijn jonge jaren mijn levelingsboek was en waarin ik indertijd met angst en verlangen Livingstone volgde op zijn eerste reizen door het onbekende Afrika, is mij een zinsnede bijgebleven, die mij nog dikwijls voor den geest komt als ik een dier door een ander zie grijpen of wegslepen. Livingstone zeide, er volmaakt zeker van te zijn, dat hij in het geheel geen pijn of angst had gevoeld, toen hij, door een leeuw met den bek in den schouder gegrepen, een groot eind werd mee gesleurd, tot het dier door zijn metgezellen werd doodgeschoten. Zou dat ook zoo zijn met een kikvorsch, die door een slang wordt gegrepen, met de muis in den bek van de kat?
Meer dan eens heb ik een springlevenden kikvorsch door een ringslang, een hagedis door een gladde slang zien grijpen<noinclude></noinclude>
04dph3y6d2guoqs0jyr6p4mo48yw1jd
Index:Architectura vol 005 no 007.djvu
106
40433
127272
127122
2022-08-11T17:14:52Z
Vincent Steenberg
280
pagelist
proofread-index
text/x-wiki
{{:MediaWiki:Proofreadpage_index_template
|Type=tijdschrift
|Titel=Architectura
|Taal=nl
|Deel=5
|Auteur=Verschillende auteurs
|Vertaler=
|Redacteur=Jos.Th.J. Cuypers, J.L.M. Lauweriks, Johs.B. Lambeek Jr., L.F. Edema van der Tuuk, K. de Bazel
|Illustrator=
|Stroming=
|Jaar=1897
|Uitgever=J. van der Endt & Zoon
|Plaats=Maassluis
|Key=
|ISBN=
|OCLC=
|LCCN=
|BNF_ARK=
|DBNL=
|Bron=djvu
|Afbeelding=
|Voortgang=C
|Delen=
|Pagina's=<pagelist
1=39
9="Plaat 1"
10=-
11="Plaat 2"
12=-
/>
|Opmerkingen=
|Breedte=
|Css=
|Koptekst=
|Voettekst=
}}
bfwhc6nfewz1b9crccm2pu3ajkm49g6
Architectura/Jaargang 5/Nummer 7/Kunstnijverheid
0
40453
127308
127218
2022-08-11T19:28:43Z
Vincent Steenberg
280
+ondertitel
wikitext
text/x-wiki
{{Koptekst
| Titel = ‘Kunstnijverheid. Tentoonstelling der Vereeniging „Voor de Kunst” te Utrecht’
| Schrijver = |Override_schrijver = [[Auteur:Mathieu Lauweriks|M.L.]]
| Vertaler = |Override_vertaler =
| Sectie =
| Vorige =
| Volgende =
| Jaar =
| Opmerkingen = Afkomstig uit ''Architectura'', jrg. 5, nr. 7 (zaterdag 13 februari 1897), p. 39-40. [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]].
}}
<pages index="Architectura vol 005 no 007.djvu" from="1" to="2" fromsection="kunstnijverheid" tosection="kunstnijverheid"/>
[[Categorie:Architectura]]
[[Categorie:Mathieu Lauweriks]]
rrcx7ox646ylmdlctunbcwdzio52qcn
Pagina:Architectura vol 005 no 007.djvu/3
104
40459
127287
127233
2022-08-11T18:07:57Z
Vincent Steenberg
280
/* Proefgelezen */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" />{{RH|13 Februari 1897.|{{sp|ARCHITECTUR}}A.|41}}
{{lijn}}</noinclude><section begin="tentoonstelling te dordrecht"/>stadhuis, en zal thans worden ingericht tot tijdelijk museum van oudheden. Ter voorkoming van brandgevaar worden de wanden van dit gebouw bekleed met plaatijzer, alvorens de bekleeding met papier stuc wordt aangebracht.
<br>{{gap}}Als verdere aantrekkelijkheden kan worden gemeld, dat de koninginnen een bezoek hebben toegezegd en het Letterkundig congres met daarbij behoorende feestelijkheden te {{sc|dordrecht}} zal worden gehouden.
<br>{{gap}}Vele leden van »{{sp|Vak en Kuns}}t”, de vereeniging waarvan deze grootsche onderneming uitgaat, stellen in verschillende technische en andere commissies veel van hunnen tijd en krachten disponibel, teneinde hun eenmaal aangevat plan volkomen te kunnen doen slagen.
<section end="tentoonstelling te dordrecht"/>
<section begin="theroyalinstitute"/>THE RO­YAL IN­STI­TUTE OF BRI­TISH AR­CHI­TECTS.
{{Initiaal|A}}{{sc|ldus}} is de titel van het door de wet erkende lichaam van Engelsche architecten te {{sc|londen}} gevestigd, dat door zijne krachtige organisatie en degelijke werkzaamheden geheel in overeenstemming aan den Engelschen landaard als waardig vertegenwoordiger van de bouwmeesters aan de overzijde van het {{sc|kanaal}} optreden.
<br>{{gap}}Door herhaalde examens en ballotage worden de verschillende rangen van leden onderscheiden; — zoo stellen de Engelsche architecten dan ook steeds met enkele letters hunnen graad in het Instituut achter den naam.
<br>{{gap}}„Personen die den leeftijd van 21 jaar bereikt hebben en zich wijden aan de studie of de praktijk der bouwkunst sedert minder dan zeven jaren kunnen worden „{{sp|Associate}}s” na afgelegd examen. A. R. I. B. A.
<br>{{gap}}De vereeniging heeft ook „{{sp|Honorary associate}}s.”
<br>{{gap}}Na minstens zeven achtereenvolgende jaren de praktijk der {{sp|burgerlijke bouwkunst}} als {{sp|patroon}} beoefend te hebben, kan de „{{sp|Associat}}e” volgens de {{sp|Charter}} tot {{sp|Fellow}} worden bevorderd. F. R. I. B. A.
<br>{{gap}}Het aantal „{{sp|Honorary Fellow}}s,” allen Engelschen, is niet talrijk.
<br>{{gap}}„Honorary and Corresponding Member}}s” zijn de vreemdelingen, ongeveer 60 in getal.
<br>{{gap}}Sedert 1848 wordt telkenjare in overeenstemming met de koninklijke stichtings {{sp|charter}} een persoon aan de koningin voorgedragen, door ’t Instituut waardig gekeurd om de „{{sp|Royal Gold Meda}}l” te ontvangen, wegens de verdienste zijner uitgevoerde bouwwerken, of door zijne buitengewone, verdiensten in betrekking tot de bouwkunst en aanverwante kunsten.
<br>{{gap}}Gewoonlijk wordt afwisselend daartoe een Engelschman of een vreemdeling voorgedragen.
<br>{{gap}}In de vergadering van 1 {{sc|februari}} 1897 heeft het „Council” voor dit jaar een {{sp|eerelid}} van het Genootschap {{sc|architectura et amicitia}} voorgedragen, en wel {{sc|dr. p. j. h. cuijpers}}.
<br>{{gap}}Tot den vijftienden van deze maand kunnen de leden tegen—candidaten stellen.
<br>{{gap}}Op den {{sc|eersten maart}} wordt die medalje namens H. M. de Koningin in ’t {{sp|Institute}} uitgereikt.
<br>{{gap}}Deze onderscheiding wordt terecht als de hoogste eer aangemerkt die met de loopbaan van den bouwmeester kan worden bereikt, en waartoe eerst op hoogen leeftijd de kans openstaat.
<br>{{gap}}Wij verheugen ons oprecht in dit blijk van waardeering voor ons Eerelid, waaruit blijkt dat de bouwmeesters van ’t machtige {{sc|albion}} ook nog een open oog {{SIC|heb|hebben}} voor den artistieken arbeid bij hunne kleine naburen.
<br>{{gap}}Door ’t verwerven van deze gouden medalje zal onze natie een roem temeer behalen.
<section end="theroyalinstitute"/>
<section begin="egypte"/>
{| width="100%"
| valign="top" | EGYPTE.
| align="right" rowspan="2" | {{sc|le­zing ge­hou­den in het ge­noot­schaps­lo­kaal, op 23 sep­tem­ber 1896.}}
|-
| valign="bottom" | {{sc|ver­volg van blz.}} 29.
|}
{{Initiaal|I|grootte=7em}}{{sc|ndien}} een groote bol een kleineren omvat en we tusschen deze twee een vorm moeten zoeken, die er mede harmoniëert dan zullen we aan alle regelen het best voldoen door binnen den grooteren bol een kleineren te plaatsen, die den kleinsten omhult.
<br>{{gap}}Om een goede kleurcompositie te maken, wordt in boekjes, die over kleurenleer handelen, steeds aangeraden de gebruikte kleuren bij elkander genomen — wit — te doen vormen, opdat deze kleuren op een afstand gezien zich vermengen — wit vormen — en daardoor in harmonie zijn met het witte zonlicht.
<br>{{gap}}Wanneer eenige beschaafde personen over een of ander onderwerp spreken met zuiver stemgeluid, goed gearticuleerde woorden en rustige gebaren, dan zal tusschen hen een zekere harmonie heerschen, die verbroken wordt, als de een of andere lomperd met een ruwe stem en overdreven gesticulatie aan hun gesprek komt deelnemen.
<br>{{gap}}De rij dezer voorbeelden kan men met honderd andere vergrooten, allen hebben dezelfde bazis, nl. de wet van harmonie, d. w. z. de geregelde ten uitvoerlegging der — eenheid — waaraan ieder mensch gehoorzaamt, doch die de wijze gebruikt en leidt om ze als werkdadig en toepasselijk voorbeeld te doen dienen voor alle werk in iedere richting.
<br>{{gap}}De kennis dezer wet en hare toepassing is het geheim der langdurige Egyptische beschaving. Door hun land als een verkleind zonnestelsel in te richten, verzekerden de Egyptenaren den eeuwigen duur van hun machtig rijk.
<br>{{gap}}Hunne wijze priesterschap, in bezit dezer goddelijke wetenschap, terzijde gestaan door den vorst als directe tenuitvoerlegger der wetten, ontwierp eene staatsregeling door die van geen ander volk geëvenaard, in harmonie met de wetten der natuur. En evenals nu de natuur iederen mensch voor hare superieure overmacht, die hij altijd als goed en rechtvaardig moet erkennen, doet bukken, zoo bleef ook het gezag der Egyptische vorsten, door de priesters geleid, onaangetast gedurende duizenden jaren bestaan, door ieder blindelings gehoorzaamd en erkend.
<br>{{gap}}Hunne onvergankelijke monumenten, gebouwd naar de eischen der stabiliteit, die zich overal, waar materie is, doen gelden, en versierd volgens de regelen der schoonheid — die met den eersten zonnestraal geboren werden, trotseeren nog steeds den tijd en wekken ieders bewondering door hunne raadselachtige gratie en door de overweldigende macht hunner forsche grootheid.
{{gap}}De wijsheid en zachtmoedigheid der {{sc|egyptenaren}} zijn wereldbekend. Men beweert dat zij overgebleven {{sc|atlanten}} zijn en de hooge beschaving aan dat verdwenen ras eigen bezaten. De priesters hadden een bijna onbeperkte macht in tegenstelling met de Babylonische, die door de vorsten tot vasallen verlaagd werden. (Zie plaat 1, fig. 1 en 2.)
<br>{{gap}}Met het oog op onze maatschappelijke toestanden welker wanverhoudingen men steeds geneigd is aan de machtigsten te wijten en waardoor men hiërarchie, dat is priesterheerschappij, onder elken vorm veroordeelt, mogen we niet vergeten, dat de hiërarchie der {{sc|egyptenaren}}, zoo ze misschien op dezelfde kennis berustte als die der latere systemen, nochtans op eene meer vruchtafwerpende wijze werd toegepast. Men stelde zich dáár althans niet tevreden met eene verheven leer te bewaren en te verkondigen, doch men bewees niet alleen den letter maar ook den zin dier leer te begrijpen door het verrichten van daden, die er de uitdrukking van waren. De Egyptische priesters kenden de wetten en haar ontstaan, en nimmer waren zij de blinde uitvoerders, die we
<section end="egypte"/><noinclude><references/></noinclude>
mhgaq5oayy0bkibu5ewx8niayguxsfu
127290
127287
2022-08-11T18:10:38Z
Vincent Steenberg
280
section begin
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" />{{RH|13 Februari 1897.|{{sp|ARCHITECTUR}}A.|41}}
{{lijn}}</noinclude><section begin="tentoonstellingtedordrecht"/>stadhuis, en zal thans worden ingericht tot tijdelijk museum van oudheden. Ter voorkoming van brandgevaar worden de wanden van dit gebouw bekleed met plaatijzer, alvorens de bekleeding met papier stuc wordt aangebracht.
<br>{{gap}}Als verdere aantrekkelijkheden kan worden gemeld, dat de koninginnen een bezoek hebben toegezegd en het Letterkundig congres met daarbij behoorende feestelijkheden te {{sc|dordrecht}} zal worden gehouden.
<br>{{gap}}Vele leden van »{{sp|Vak en Kuns}}t”, de vereeniging waarvan deze grootsche onderneming uitgaat, stellen in verschillende technische en andere commissies veel van hunnen tijd en krachten disponibel, teneinde hun eenmaal aangevat plan volkomen te kunnen doen slagen.
<section end="tentoonstellingtedordrecht"/>
<section begin="theroyalinstitute"/>THE RO­YAL IN­STI­TUTE OF BRI­TISH AR­CHI­TECTS.
{{Initiaal|A}}{{sc|ldus}} is de titel van het door de wet erkende lichaam van Engelsche architecten te {{sc|londen}} gevestigd, dat door zijne krachtige organisatie en degelijke werkzaamheden geheel in overeenstemming aan den Engelschen landaard als waardig vertegenwoordiger van de bouwmeesters aan de overzijde van het {{sc|kanaal}} optreden.
<br>{{gap}}Door herhaalde examens en ballotage worden de verschillende rangen van leden onderscheiden; — zoo stellen de Engelsche architecten dan ook steeds met enkele letters hunnen graad in het Instituut achter den naam.
<br>{{gap}}„Personen die den leeftijd van 21 jaar bereikt hebben en zich wijden aan de studie of de praktijk der bouwkunst sedert minder dan zeven jaren kunnen worden „{{sp|Associate}}s” na afgelegd examen. A. R. I. B. A.
<br>{{gap}}De vereeniging heeft ook „{{sp|Honorary associate}}s.”
<br>{{gap}}Na minstens zeven achtereenvolgende jaren de praktijk der {{sp|burgerlijke bouwkunst}} als {{sp|patroon}} beoefend te hebben, kan de „{{sp|Associat}}e” volgens de {{sp|Charter}} tot {{sp|Fellow}} worden bevorderd. F. R. I. B. A.
<br>{{gap}}Het aantal „{{sp|Honorary Fellow}}s,” allen Engelschen, is niet talrijk.
<br>{{gap}}„Honorary and Corresponding Member}}s” zijn de vreemdelingen, ongeveer 60 in getal.
<br>{{gap}}Sedert 1848 wordt telkenjare in overeenstemming met de koninklijke stichtings {{sp|charter}} een persoon aan de koningin voorgedragen, door ’t Instituut waardig gekeurd om de „{{sp|Royal Gold Meda}}l” te ontvangen, wegens de verdienste zijner uitgevoerde bouwwerken, of door zijne buitengewone, verdiensten in betrekking tot de bouwkunst en aanverwante kunsten.
<br>{{gap}}Gewoonlijk wordt afwisselend daartoe een Engelschman of een vreemdeling voorgedragen.
<br>{{gap}}In de vergadering van 1 {{sc|februari}} 1897 heeft het „Council” voor dit jaar een {{sp|eerelid}} van het Genootschap {{sc|architectura et amicitia}} voorgedragen, en wel {{sc|dr. p. j. h. cuijpers}}.
<br>{{gap}}Tot den vijftienden van deze maand kunnen de leden tegen—candidaten stellen.
<br>{{gap}}Op den {{sc|eersten maart}} wordt die medalje namens H. M. de Koningin in ’t {{sp|Institute}} uitgereikt.
<br>{{gap}}Deze onderscheiding wordt terecht als de hoogste eer aangemerkt die met de loopbaan van den bouwmeester kan worden bereikt, en waartoe eerst op hoogen leeftijd de kans openstaat.
<br>{{gap}}Wij verheugen ons oprecht in dit blijk van waardeering voor ons Eerelid, waaruit blijkt dat de bouwmeesters van ’t machtige {{sc|albion}} ook nog een open oog {{SIC|heb|hebben}} voor den artistieken arbeid bij hunne kleine naburen.
<br>{{gap}}Door ’t verwerven van deze gouden medalje zal onze natie een roem temeer behalen.
<section end="theroyalinstitute"/>
<section begin="egypte"/>
{| width="100%"
| valign="top" | EGYPTE.
| align="right" rowspan="2" | {{sc|le­zing ge­hou­den in het ge­noot­schaps­lo­kaal, op 23 sep­tem­ber 1896.}}
|-
| valign="bottom" | {{sc|ver­volg van blz.}} 29.
|}
{{Initiaal|I|grootte=7em}}{{sc|ndien}} een groote bol een kleineren omvat en we tusschen deze twee een vorm moeten zoeken, die er mede harmoniëert dan zullen we aan alle regelen het best voldoen door binnen den grooteren bol een kleineren te plaatsen, die den kleinsten omhult.
<br>{{gap}}Om een goede kleurcompositie te maken, wordt in boekjes, die over kleurenleer handelen, steeds aangeraden de gebruikte kleuren bij elkander genomen — wit — te doen vormen, opdat deze kleuren op een afstand gezien zich vermengen — wit vormen — en daardoor in harmonie zijn met het witte zonlicht.
<br>{{gap}}Wanneer eenige beschaafde personen over een of ander onderwerp spreken met zuiver stemgeluid, goed gearticuleerde woorden en rustige gebaren, dan zal tusschen hen een zekere harmonie heerschen, die verbroken wordt, als de een of andere lomperd met een ruwe stem en overdreven gesticulatie aan hun gesprek komt deelnemen.
<br>{{gap}}De rij dezer voorbeelden kan men met honderd andere vergrooten, allen hebben dezelfde bazis, nl. de wet van harmonie, d. w. z. de geregelde ten uitvoerlegging der — eenheid — waaraan ieder mensch gehoorzaamt, doch die de wijze gebruikt en leidt om ze als werkdadig en toepasselijk voorbeeld te doen dienen voor alle werk in iedere richting.
<br>{{gap}}De kennis dezer wet en hare toepassing is het geheim der langdurige Egyptische beschaving. Door hun land als een verkleind zonnestelsel in te richten, verzekerden de Egyptenaren den eeuwigen duur van hun machtig rijk.
<br>{{gap}}Hunne wijze priesterschap, in bezit dezer goddelijke wetenschap, terzijde gestaan door den vorst als directe tenuitvoerlegger der wetten, ontwierp eene staatsregeling door die van geen ander volk geëvenaard, in harmonie met de wetten der natuur. En evenals nu de natuur iederen mensch voor hare superieure overmacht, die hij altijd als goed en rechtvaardig moet erkennen, doet bukken, zoo bleef ook het gezag der Egyptische vorsten, door de priesters geleid, onaangetast gedurende duizenden jaren bestaan, door ieder blindelings gehoorzaamd en erkend.
<br>{{gap}}Hunne onvergankelijke monumenten, gebouwd naar de eischen der stabiliteit, die zich overal, waar materie is, doen gelden, en versierd volgens de regelen der schoonheid — die met den eersten zonnestraal geboren werden, trotseeren nog steeds den tijd en wekken ieders bewondering door hunne raadselachtige gratie en door de overweldigende macht hunner forsche grootheid.
{{gap}}De wijsheid en zachtmoedigheid der {{sc|egyptenaren}} zijn wereldbekend. Men beweert dat zij overgebleven {{sc|atlanten}} zijn en de hooge beschaving aan dat verdwenen ras eigen bezaten. De priesters hadden een bijna onbeperkte macht in tegenstelling met de Babylonische, die door de vorsten tot vasallen verlaagd werden. (Zie plaat 1, fig. 1 en 2.)
<br>{{gap}}Met het oog op onze maatschappelijke toestanden welker wanverhoudingen men steeds geneigd is aan de machtigsten te wijten en waardoor men hiërarchie, dat is priesterheerschappij, onder elken vorm veroordeelt, mogen we niet vergeten, dat de hiërarchie der {{sc|egyptenaren}}, zoo ze misschien op dezelfde kennis berustte als die der latere systemen, nochtans op eene meer vruchtafwerpende wijze werd toegepast. Men stelde zich dáár althans niet tevreden met eene verheven leer te bewaren en te verkondigen, doch men bewees niet alleen den letter maar ook den zin dier leer te begrijpen door het verrichten van daden, die er de uitdrukking van waren. De Egyptische priesters kenden de wetten en haar ontstaan, en nimmer waren zij de blinde uitvoerders, die we
<section end="egypte"/><noinclude><references/></noinclude>
rvid0qdos85kyjbns1xhdvmf4euhurr
127293
127290
2022-08-11T18:17:45Z
Vincent Steenberg
280
typo
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" />{{RH|13 Februari 1897.|{{sp|ARCHITECTUR}}A.|41}}
{{lijn}}</noinclude><section begin="tentoonstellingtedordrecht"/>stadhuis, en zal thans worden ingericht tot tijdelijk museum van oudheden. Ter voorkoming van brandgevaar worden de wanden van dit gebouw bekleed met plaatijzer, alvorens de bekleeding met papier stuc wordt aangebracht.
<br>{{gap}}Als verdere aantrekkelijkheden kan worden gemeld, dat de koninginnen een bezoek hebben toegezegd en het Letterkundig congres met daarbij behoorende feestelijkheden te {{sc|dordrecht}} zal worden gehouden.
<br>{{gap}}Vele leden van »{{sp|Vak en Kuns}}t”, de vereeniging waarvan deze grootsche onderneming uitgaat, stellen in verschillende technische en andere commissies veel van hunnen tijd en krachten disponibel, teneinde hun eenmaal aangevat plan volkomen te kunnen doen slagen.
<section end="tentoonstellingtedordrecht"/>
<section begin="theroyalinstitute"/>THE RO­YAL IN­STI­TUTE OF BRI­TISH AR­CHI­TECTS.
{{Initiaal|A}}{{sc|ldus}} is de titel van het door de wet erkende lichaam van Engelsche architecten te {{sc|londen}} gevestigd, dat door zijne krachtige organisatie en degelijke werkzaamheden geheel in overeenstemming aan den Engelschen landaard als waardig vertegenwoordiger van de bouwmeesters aan de overzijde van het {{sc|kanaal}} optreden.
<br>{{gap}}Door herhaalde examens en ballotage worden de verschillende rangen van leden onderscheiden; — zoo stellen de Engelsche architecten dan ook steeds met enkele letters hunnen graad in het Instituut achter den naam.
<br>{{gap}}„Personen die den leeftijd van 21 jaar bereikt hebben en zich wijden aan de studie of de praktijk der bouwkunst sedert minder dan zeven jaren kunnen worden „{{sp|Associate}}s” na afgelegd examen. A. R. I. B. A.
<br>{{gap}}De vereeniging heeft ook „{{sp|Honorary associate}}s.”
<br>{{gap}}Na minstens zeven achtereenvolgende jaren de praktijk der {{sp|burgerlijke bouwkunst}} als {{sp|patroon}} beoefend te hebben, kan de „{{sp|Associat}}e” volgens de {{sp|Charter}} tot {{sp|Fellow}} worden bevorderd. F. R. I. B. A.
<br>{{gap}}Het aantal „{{sp|Honorary Fellow}}s,” allen Engelschen, is niet talrijk.
<br>{{gap}}„{{Honorary and Corresponding Member}}s” zijn de vreemdelingen, ongeveer 60 in getal.
<br>{{gap}}Sedert 1848 wordt telkenjare in overeenstemming met de koninklijke stichtings {{sp|charter}} een persoon aan de koningin voorgedragen, door ’t Instituut waardig gekeurd om de „{{sp|Royal Gold Meda}}l” te ontvangen, wegens de verdienste zijner uitgevoerde bouwwerken, of door zijne buitengewone, verdiensten in betrekking tot de bouwkunst en aanverwante kunsten.
<br>{{gap}}Gewoonlijk wordt afwisselend daartoe een Engelschman of een vreemdeling voorgedragen.
<br>{{gap}}In de vergadering van 1 {{sc|februari}} 1897 heeft het „Council” voor dit jaar een {{sp|eerelid}} van het Genootschap {{sc|architectura et amicitia}} voorgedragen, en wel {{sc|dr. p. j. h. cuijpers}}.
<br>{{gap}}Tot den vijftienden van deze maand kunnen de leden tegen—candidaten stellen.
<br>{{gap}}Op den {{sc|eersten maart}} wordt die medalje namens H. M. de Koningin in ’t {{sp|Institute}} uitgereikt.
<br>{{gap}}Deze onderscheiding wordt terecht als de hoogste eer aangemerkt die met de loopbaan van den bouwmeester kan worden bereikt, en waartoe eerst op hoogen leeftijd de kans openstaat.
<br>{{gap}}Wij verheugen ons oprecht in dit blijk van waardeering voor ons Eerelid, waaruit blijkt dat de bouwmeesters van ’t machtige {{sc|albion}} ook nog een open oog {{SIC|heb|hebben}} voor den artistieken arbeid bij hunne kleine naburen.
<br>{{gap}}Door ’t verwerven van deze gouden medalje zal onze natie een roem temeer behalen.
<section end="theroyalinstitute"/>
<section begin="egypte"/>
{| width="100%"
| valign="top" | EGYPTE.
| align="right" rowspan="2" | {{sc|le­zing ge­hou­den in het ge­noot­schaps­lo­kaal, op 23 sep­tem­ber 1896.}}
|-
| valign="bottom" | {{sc|ver­volg van blz.}} 29.
|}
{{Initiaal|I|grootte=7em}}{{sc|ndien}} een groote bol een kleineren omvat en we tusschen deze twee een vorm moeten zoeken, die er mede harmoniëert dan zullen we aan alle regelen het best voldoen door binnen den grooteren bol een kleineren te plaatsen, die den kleinsten omhult.
<br>{{gap}}Om een goede kleurcompositie te maken, wordt in boekjes, die over kleurenleer handelen, steeds aangeraden de gebruikte kleuren bij elkander genomen — wit — te doen vormen, opdat deze kleuren op een afstand gezien zich vermengen — wit vormen — en daardoor in harmonie zijn met het witte zonlicht.
<br>{{gap}}Wanneer eenige beschaafde personen over een of ander onderwerp spreken met zuiver stemgeluid, goed gearticuleerde woorden en rustige gebaren, dan zal tusschen hen een zekere harmonie heerschen, die verbroken wordt, als de een of andere lomperd met een ruwe stem en overdreven gesticulatie aan hun gesprek komt deelnemen.
<br>{{gap}}De rij dezer voorbeelden kan men met honderd andere vergrooten, allen hebben dezelfde bazis, nl. de wet van harmonie, d. w. z. de geregelde ten uitvoerlegging der — eenheid — waaraan ieder mensch gehoorzaamt, doch die de wijze gebruikt en leidt om ze als werkdadig en toepasselijk voorbeeld te doen dienen voor alle werk in iedere richting.
<br>{{gap}}De kennis dezer wet en hare toepassing is het geheim der langdurige Egyptische beschaving. Door hun land als een verkleind zonnestelsel in te richten, verzekerden de Egyptenaren den eeuwigen duur van hun machtig rijk.
<br>{{gap}}Hunne wijze priesterschap, in bezit dezer goddelijke wetenschap, terzijde gestaan door den vorst als directe tenuitvoerlegger der wetten, ontwierp eene staatsregeling door die van geen ander volk geëvenaard, in harmonie met de wetten der natuur. En evenals nu de natuur iederen mensch voor hare superieure overmacht, die hij altijd als goed en rechtvaardig moet erkennen, doet bukken, zoo bleef ook het gezag der Egyptische vorsten, door de priesters geleid, onaangetast gedurende duizenden jaren bestaan, door ieder blindelings gehoorzaamd en erkend.
<br>{{gap}}Hunne onvergankelijke monumenten, gebouwd naar de eischen der stabiliteit, die zich overal, waar materie is, doen gelden, en versierd volgens de regelen der schoonheid — die met den eersten zonnestraal geboren werden, trotseeren nog steeds den tijd en wekken ieders bewondering door hunne raadselachtige gratie en door de overweldigende macht hunner forsche grootheid.
{{gap}}De wijsheid en zachtmoedigheid der {{sc|egyptenaren}} zijn wereldbekend. Men beweert dat zij overgebleven {{sc|atlanten}} zijn en de hooge beschaving aan dat verdwenen ras eigen bezaten. De priesters hadden een bijna onbeperkte macht in tegenstelling met de Babylonische, die door de vorsten tot vasallen verlaagd werden. (Zie plaat 1, fig. 1 en 2.)
<br>{{gap}}Met het oog op onze maatschappelijke toestanden welker wanverhoudingen men steeds geneigd is aan de machtigsten te wijten en waardoor men hiërarchie, dat is priesterheerschappij, onder elken vorm veroordeelt, mogen we niet vergeten, dat de hiërarchie der {{sc|egyptenaren}}, zoo ze misschien op dezelfde kennis berustte als die der latere systemen, nochtans op eene meer vruchtafwerpende wijze werd toegepast. Men stelde zich dáár althans niet tevreden met eene verheven leer te bewaren en te verkondigen, doch men bewees niet alleen den letter maar ook den zin dier leer te begrijpen door het verrichten van daden, die er de uitdrukking van waren. De Egyptische priesters kenden de wetten en haar ontstaan, en nimmer waren zij de blinde uitvoerders, die we
<section end="egypte"/><noinclude><references/></noinclude>
s3uze3wiltegf1vxe70tnpapwd2snhl
127294
127293
2022-08-11T18:18:03Z
Vincent Steenberg
280
typo
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" />{{RH|13 Februari 1897.|{{sp|ARCHITECTUR}}A.|41}}
{{lijn}}</noinclude><section begin="tentoonstellingtedordrecht"/>stadhuis, en zal thans worden ingericht tot tijdelijk museum van oudheden. Ter voorkoming van brandgevaar worden de wanden van dit gebouw bekleed met plaatijzer, alvorens de bekleeding met papier stuc wordt aangebracht.
<br>{{gap}}Als verdere aantrekkelijkheden kan worden gemeld, dat de koninginnen een bezoek hebben toegezegd en het Letterkundig congres met daarbij behoorende feestelijkheden te {{sc|dordrecht}} zal worden gehouden.
<br>{{gap}}Vele leden van »{{sp|Vak en Kuns}}t”, de vereeniging waarvan deze grootsche onderneming uitgaat, stellen in verschillende technische en andere commissies veel van hunnen tijd en krachten disponibel, teneinde hun eenmaal aangevat plan volkomen te kunnen doen slagen.
<section end="tentoonstellingtedordrecht"/>
<section begin="theroyalinstitute"/>THE RO­YAL IN­STI­TUTE OF BRI­TISH AR­CHI­TECTS.
{{Initiaal|A}}{{sc|ldus}} is de titel van het door de wet erkende lichaam van Engelsche architecten te {{sc|londen}} gevestigd, dat door zijne krachtige organisatie en degelijke werkzaamheden geheel in overeenstemming aan den Engelschen landaard als waardig vertegenwoordiger van de bouwmeesters aan de overzijde van het {{sc|kanaal}} optreden.
<br>{{gap}}Door herhaalde examens en ballotage worden de verschillende rangen van leden onderscheiden; — zoo stellen de Engelsche architecten dan ook steeds met enkele letters hunnen graad in het Instituut achter den naam.
<br>{{gap}}„Personen die den leeftijd van 21 jaar bereikt hebben en zich wijden aan de studie of de praktijk der bouwkunst sedert minder dan zeven jaren kunnen worden „{{sp|Associate}}s” na afgelegd examen. A. R. I. B. A.
<br>{{gap}}De vereeniging heeft ook „{{sp|Honorary associate}}s.”
<br>{{gap}}Na minstens zeven achtereenvolgende jaren de praktijk der {{sp|burgerlijke bouwkunst}} als {{sp|patroon}} beoefend te hebben, kan de „{{sp|Associat}}e” volgens de {{sp|Charter}} tot {{sp|Fellow}} worden bevorderd. F. R. I. B. A.
<br>{{gap}}Het aantal „{{sp|Honorary Fellow}}s,” allen Engelschen, is niet talrijk.
<br>{{gap}}„{{sp|Honorary and Corresponding Member}}s” zijn de vreemdelingen, ongeveer 60 in getal.
<br>{{gap}}Sedert 1848 wordt telkenjare in overeenstemming met de koninklijke stichtings {{sp|charter}} een persoon aan de koningin voorgedragen, door ’t Instituut waardig gekeurd om de „{{sp|Royal Gold Meda}}l” te ontvangen, wegens de verdienste zijner uitgevoerde bouwwerken, of door zijne buitengewone, verdiensten in betrekking tot de bouwkunst en aanverwante kunsten.
<br>{{gap}}Gewoonlijk wordt afwisselend daartoe een Engelschman of een vreemdeling voorgedragen.
<br>{{gap}}In de vergadering van 1 {{sc|februari}} 1897 heeft het „Council” voor dit jaar een {{sp|eerelid}} van het Genootschap {{sc|architectura et amicitia}} voorgedragen, en wel {{sc|dr. p. j. h. cuijpers}}.
<br>{{gap}}Tot den vijftienden van deze maand kunnen de leden tegen—candidaten stellen.
<br>{{gap}}Op den {{sc|eersten maart}} wordt die medalje namens H. M. de Koningin in ’t {{sp|Institute}} uitgereikt.
<br>{{gap}}Deze onderscheiding wordt terecht als de hoogste eer aangemerkt die met de loopbaan van den bouwmeester kan worden bereikt, en waartoe eerst op hoogen leeftijd de kans openstaat.
<br>{{gap}}Wij verheugen ons oprecht in dit blijk van waardeering voor ons Eerelid, waaruit blijkt dat de bouwmeesters van ’t machtige {{sc|albion}} ook nog een open oog {{SIC|heb|hebben}} voor den artistieken arbeid bij hunne kleine naburen.
<br>{{gap}}Door ’t verwerven van deze gouden medalje zal onze natie een roem temeer behalen.
<section end="theroyalinstitute"/>
<section begin="egypte"/>
{| width="100%"
| valign="top" | EGYPTE.
| align="right" rowspan="2" | {{sc|le­zing ge­hou­den in het ge­noot­schaps­lo­kaal, op 23 sep­tem­ber 1896.}}
|-
| valign="bottom" | {{sc|ver­volg van blz.}} 29.
|}
{{Initiaal|I|grootte=7em}}{{sc|ndien}} een groote bol een kleineren omvat en we tusschen deze twee een vorm moeten zoeken, die er mede harmoniëert dan zullen we aan alle regelen het best voldoen door binnen den grooteren bol een kleineren te plaatsen, die den kleinsten omhult.
<br>{{gap}}Om een goede kleurcompositie te maken, wordt in boekjes, die over kleurenleer handelen, steeds aangeraden de gebruikte kleuren bij elkander genomen — wit — te doen vormen, opdat deze kleuren op een afstand gezien zich vermengen — wit vormen — en daardoor in harmonie zijn met het witte zonlicht.
<br>{{gap}}Wanneer eenige beschaafde personen over een of ander onderwerp spreken met zuiver stemgeluid, goed gearticuleerde woorden en rustige gebaren, dan zal tusschen hen een zekere harmonie heerschen, die verbroken wordt, als de een of andere lomperd met een ruwe stem en overdreven gesticulatie aan hun gesprek komt deelnemen.
<br>{{gap}}De rij dezer voorbeelden kan men met honderd andere vergrooten, allen hebben dezelfde bazis, nl. de wet van harmonie, d. w. z. de geregelde ten uitvoerlegging der — eenheid — waaraan ieder mensch gehoorzaamt, doch die de wijze gebruikt en leidt om ze als werkdadig en toepasselijk voorbeeld te doen dienen voor alle werk in iedere richting.
<br>{{gap}}De kennis dezer wet en hare toepassing is het geheim der langdurige Egyptische beschaving. Door hun land als een verkleind zonnestelsel in te richten, verzekerden de Egyptenaren den eeuwigen duur van hun machtig rijk.
<br>{{gap}}Hunne wijze priesterschap, in bezit dezer goddelijke wetenschap, terzijde gestaan door den vorst als directe tenuitvoerlegger der wetten, ontwierp eene staatsregeling door die van geen ander volk geëvenaard, in harmonie met de wetten der natuur. En evenals nu de natuur iederen mensch voor hare superieure overmacht, die hij altijd als goed en rechtvaardig moet erkennen, doet bukken, zoo bleef ook het gezag der Egyptische vorsten, door de priesters geleid, onaangetast gedurende duizenden jaren bestaan, door ieder blindelings gehoorzaamd en erkend.
<br>{{gap}}Hunne onvergankelijke monumenten, gebouwd naar de eischen der stabiliteit, die zich overal, waar materie is, doen gelden, en versierd volgens de regelen der schoonheid — die met den eersten zonnestraal geboren werden, trotseeren nog steeds den tijd en wekken ieders bewondering door hunne raadselachtige gratie en door de overweldigende macht hunner forsche grootheid.
{{gap}}De wijsheid en zachtmoedigheid der {{sc|egyptenaren}} zijn wereldbekend. Men beweert dat zij overgebleven {{sc|atlanten}} zijn en de hooge beschaving aan dat verdwenen ras eigen bezaten. De priesters hadden een bijna onbeperkte macht in tegenstelling met de Babylonische, die door de vorsten tot vasallen verlaagd werden. (Zie plaat 1, fig. 1 en 2.)
<br>{{gap}}Met het oog op onze maatschappelijke toestanden welker wanverhoudingen men steeds geneigd is aan de machtigsten te wijten en waardoor men hiërarchie, dat is priesterheerschappij, onder elken vorm veroordeelt, mogen we niet vergeten, dat de hiërarchie der {{sc|egyptenaren}}, zoo ze misschien op dezelfde kennis berustte als die der latere systemen, nochtans op eene meer vruchtafwerpende wijze werd toegepast. Men stelde zich dáár althans niet tevreden met eene verheven leer te bewaren en te verkondigen, doch men bewees niet alleen den letter maar ook den zin dier leer te begrijpen door het verrichten van daden, die er de uitdrukking van waren. De Egyptische priesters kenden de wetten en haar ontstaan, en nimmer waren zij de blinde uitvoerders, die we
<section end="egypte"/><noinclude><references/></noinclude>
j59uzhy390ya8pt2c3qbgutfn7xh099
Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/526
104
40462
127336
127243
2022-08-12T08:54:53Z
Vincent Steenberg
280
/* Proefgelezen */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" />{{RH|504|''Tijd''. {{sc|{{sp|Temp}}o}}.{{gap}}''Lentes Evenaer'', &c.|{{gap|3em}}}}</noinclude><section begin="tempo2"/>dat de Tijd ſeer langhſaem en gemacklijck gaet, hebbende ’t hoofd met een groene ſluyer bedeckt. Boven op de kuyf ſal hy grijs weſen, want de koude en de ſneeu, die door de grijſigheyt zijn afgebeeld, zijn oorſaecke dat de aerde ſich niet bekleet met kruyden en bloemen.
<br>{{gap}}De Slange, als boven geſeyt is, bediet het Iaer, nae ’t gevoelen van de Oude, dat door den Tijd wort gemeten en onderſcheyden, zijnde onſcheydelijck met ſich ſelve t’ſamen gevoeght.
<section end="tempo2"/>
<section begin="tempo3"/>{{center|{{sc|{{sp|Temp}}o}}. ''Tijd''.}}
{{Initiaal|E}}En oud Man met vleugels, die een Circkel in de hand houd, ſtaende tuſſchen een vervallen huys, hebbende den mond open, de tanden vertoonende, die als yſere tanden uyt ſien.
<br>{{gap}}Hy is gevleugelt, nae ’t ſpreeckwoord, ''de tijd vlieght onwederroeplijck''; ’t welck door de eervaerentheyt ſoo klaer is, en om ons de plaegen van onſe ellenden niet bitterder te maecken, ſullen wy daer van geen langh verhael doen.
<br>{{gap}}De Circkel, is een teycken, dat de Tijd altijd draeyt, hebbende uyt haer Natuyre noch begin noch einde, maer is haer begin en eynde alleen aen aerdſche dingen en aen de Elementen die Spheriſch zijn.
<br>{{gap}}Het neergevallen huys, de opene mond en yſerige tanden, betoonen, dat de Tijd bouwt, verwoeſt, verteert, en alle dingen ſonder koſten en moeyten te gronde werpt.
<section end="tempo3"/>
<section begin="tempo4"/>{{center|{{sc|{{sp|Temp}}o}}. ''Tijd''.}}
{{Initiaal|E}}En oud Man, die aen de rechter voet gevleugelt zijnde, op een Rad ſtaet, met een Waeghſchaele of met een Geometriſch gewicht in de hand.
<br>{{gap}}De rechter voet op ’t Rad, die met zijn ommetreck, nergens anders als op een punt raeckt, dat oock nimmermeer ſtille of vaſt ſtaet, doet ons begrijpen, dat de Tijd niet in ſich heeft, als de verledene en toekomende Tijd, zijnde de tegenwoordige in een oogenblick ondeylbaer.
<br>{{gap}}De Waeghſchael of Geometriſch gewicht vertoont, dat de Tijd die geene is, die alle dingen vereffent en gelijck maeckt.
<section end="tempo4"/>
<section begin="aequinottio"/>{{center|{{sc|{{sp|Æquinottio}}}} della {{sc|{{sp|Primaver}}a}}. ''Lentes Evenaer, maeckende Dagh en Nacht even langh''.}}
[[Bestand:Iconologia by Cesare Ripa (1644) p 504 Aequinottio della Primavera.jpg|center]]
{{Initiaal|E}}En Ionghman van rechter geſtalte, die van de rechter ſijde van boven af, tot beneden toe, wit, en van d’ander ſijde ſwart ſal weſen, met een gordriem in ’t midden, die wat breed is, weſende van blauwe verwe ſonder knoopen, daer eenige ſterren in komen, nae de maniere van een Circkel, onder den rechter arm ſal hy ſeer aerdighlijck eenen Ram houden, mette ſlincker een ruycker van verſcheyden bloemen, aen de voeten ſal hy twee vleugels hebben, die als de verwe van ’t kleed ſullen zijn, te weten wit aen de witte, en ſwart aen de ſwarte ſijde.
<br>{{gap}}''Æquinoctium'' is die Tijd, wanneer Dagh en Nacht even langh is, en datſelve geschied tweemael des Iaers, d’eerſte den {{sc|xxi}} ''Martii'', als wanneer de Sonne in het teycken van ''Aries'' gaet, ons den Lente toebrengende, en de tweede den {{sc|xxiii}} ''Septembris'', maeckende den Herbſt, door de rijpigheyt van de vruchten.
<br>{{gap}}’t Wort ''Æquinoctium'' genoemt, om dat
<section end="aequinottio"/><noinclude>{{Rechts|die}}</noinclude>
f043s693erob6s0ljfi2y02y612ou1c
Pagina:Occult woordenboekje (Van Veen 1937).djvu/64
104
40464
127260
127245
2022-08-11T13:36:42Z
Vincent Steenberg
280
/* Proefgelezen */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" />{{RH|62||'''Sp-Su'''}}
{{lijn}}
{{Verkeerd-om inspringen/begin|2em|0em}}</noinclude><section begin="spookverschijnselen"/>geest, die ze veroorzaakte, zijn boodschap kan doorgeven, of een of ander onrecht kan herstellen.{{Verkeerd-om inspringen/einde}}
<section end="spookverschijnselen"/>
<section begin="spr"/>{{Verkeerd-om inspringen|2em|-2em|'''S.P.R.:''' Society for Psychical Research (vereniging voor psychisch onderzoek). In Engeland opgericht in 1882 door Sir W. F. Barrett e.a.<br>De Nederlandse S.P.R. werd opgericht in 1920.}}
<section end="spr"/>
<section begin="staintonmoses"/>{{Verkeerd-om inspringen|2em|-2em|'''Stainton Moses:''' zie: [[Occult woordenboekje/Moses, William Stainton|Moses]].}}
<section end="staintonmoses"/>
<section begin="stanislawa"/>{{Verkeerd-om inspringen|2em|-2em|'''Stanislawa, P.:''' De vrouw van een Pools officier. Von Schrenck Notzing constateerde bij haar afgifte van ectoplasma. Ze werd in 1930 door Dr. Osty op bedrog betrapt.}}
<section end="stanislawa"/>
<section begin="staudenmeier"/>{{Verkeerd-om inspringen|2em|-2em|'''Staudenmeier, Dr. L.:''' Professor in de chemie, die bij zichzelf mediamieke verschijnselen expres opwekte, om ze te bestuderen. Hij moest zijn proefnemingen staken, daar hij er lichamelijk en geestelijk aan te gronde zou zijn gegaan. Zijn methode was geheel verkeerd.}}
<section end="staudenmeier"/>
<section begin="stead"/>{{Verkeerd-om inspringen|2em|-2em|'''Stead, William T.:''' (1849—1912), journalist, vredesapostel, kampioen voor het spiritisme; bekend door: „Brieven van Julia”, dat door automatisch schrift werd verkregen. Hij opende in 1909 het Julia-bureau, waar men mediums kon consulteren en waaraan een bibliotheek was verbonden. Na zijn dood (hij verdronk met de Titanic in 1912), zette zijn dochter Estelle het bureau voort, tot 1936.<br>Hij heeft zich later meermalen gemanifesteerd.}}
<section end="stead"/>
<section begin="steenderwijzen"/>{{Verkeerd-om inspringen|2em|-2em|'''Steen der wijzen:''' alchemistisch poeder, om het ene metaal in het andere te doen overgaan.}}
<section end="steenderwijzen"/>
<section begin="stenenregen"/>{{Verkeerd-om inspringen|2em|-2em|'''Stenenregen:''' Een Poltergeistverschijnsel, waarbij soms in gesloten vertrekken stenen worden geworpen. Soms vallen ze loodrecht, soms komen ze als in glijvlucht, soms beschrijven ze de vreemdste banen. Soms komen ze met grote snelheid tegen iets aan, zonder het te beschadigen, op andere tijden is de snelheid gering en brengen ze onheil aan.<br>Zie: [[Occult woordenboekje/Dematerialisatie|de-materialisatie]] en: [[Occult woordenboekje/Rematerialisatie|re-materialisatie]].}}
<section end="stenenregen"/>
<section begin="stigma"/>{{Verkeerd-om inspringen|2em|-2em|'''Stigma:''' meervoud: stigmata. Zie: [[Occult woordenboekje/Neumann, Thérèse, van Konnersreuth|Therese Neumann]].<br>Auto-suggestie speelt hier een grote rol.}}
<section end="stigma"/>
<section begin="subjectieveik"/>{{Verkeerd-om inspringen/begin|2em|-2em}}'''Subjectieve Ik:''' Thomson Jay Hudson heeft in zijn standaardwerk: „De wet der psychische verschijnselen” („The law of psychic phenomena”), de hypothese van het objectieve
<section end="subjectieveik"/><noinclude>{{Verkeerd-om inspringen/einde}}</noinclude>
1o18sbro3clnt5yab6xc9mq853csyzv
Pagina:Architectura vol 005 no 007.djvu/9
104
40466
127273
2022-08-11T17:16:37Z
Vincent Steenberg
280
/* Proefgelezen */
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" /></noinclude>{{dhr|2}}
{{RH|{{larger|EGYPTISCHE KUNST.}} {{smaller|{{sc|plaat i}}.}}||{{smaller|{{sc|bijvoegsel van „ARCHITECTURA”}}}}}}
{{RH|ARCHITECTURA ET||{{smaller|'''1897 - N{{smaller|<sup>o</sup>}}. 7.'''}}}}
AMICITIA.
{{dhr|2}}
{| align="center" width="362px"
| colspan="2" | {{sc|fig. 1}}.
|-
| colspan="2" | [[Bestand:Architectura vol 005 no 007 plaat 1 fig 1 Egyptisch-koning.jpg|400x775px|center]]
|-
| EGYPTISCH-KONING.
| align="right" | RELIEF.
|-
| colspan="2" | {{sc|„seti-meneptah” eene - of­fe­ran­de - aan­bie­dend - naar - een - ge­schil­derd - af­giet­sel - bri­tish - mu­seum - lon­den.}}
|}
{{dhr|3}}
{| width="498px" align="center"
| colspan="2" align="right" | {{sc|fig. 2}}.
|-
| colspan="2" | [[Bestand:Architectura vol 005 no 007 plaat 1 fig 2 Assyrisch koning.jpg|500x775px|center]]
|-
| RELIEF - WIT - MARMER.
| align="right" | „ASSYRISCH KONING.
|-
| colspan="2" | {{sc|origineel in het british museum}}.
|}
{{dhr|2}}
{{Rechts|''Photolith. Roeloffzen & Hübner, Amsterdam''.}}
{{dhr|2}}<noinclude><references/></noinclude>
mia6pyz0wr2hwlem0tq7vmlnhnofn93
Architectura/Jaargang 5/Nummer 7/Tentoonstelling te Dordrecht
0
40467
127291
2022-08-11T18:11:05Z
Vincent Steenberg
280
nieuw
wikitext
text/x-wiki
{{Koptekst
| Titel = ‘Tentoonstelling te Dordrecht’
| Schrijver = |Override_schrijver = een anonieme schrijver
| Vertaler = |Override_vertaler =
| Sectie =
| Vorige =
| Volgende =
| Jaar =
| Opmerkingen = Afkomstig uit ''Architectura'', jrg. 5, nr. 7 (zaterdag 13 februari 1897), p. 39-40. [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]].
}}
<pages index="Architectura vol 005 no 007.djvu" from="2" to="3" fromsection="tentoonstellingtedordrecht" tosection="tentoonstellingtedordrecht"/>
[[Categorie:Architectura]]
afeykav2wf7nsfypzckjx3js49szd1m
127292
127291
2022-08-11T18:11:35Z
Vincent Steenberg
280
p
wikitext
text/x-wiki
{{Koptekst
| Titel = ‘Tentoonstelling te Dordrecht’
| Schrijver = |Override_schrijver = een anonieme schrijver
| Vertaler = |Override_vertaler =
| Sectie =
| Vorige =
| Volgende =
| Jaar =
| Opmerkingen = Afkomstig uit ''Architectura'', jrg. 5, nr. 7 (zaterdag 13 februari 1897), p. 40-41. [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]].
}}
<pages index="Architectura vol 005 no 007.djvu" from="2" to="3" fromsection="tentoonstellingtedordrecht" tosection="tentoonstellingtedordrecht"/>
[[Categorie:Architectura]]
ai8924xal7kbqs0dtdsle2y6nvbqsir
Architectura/Jaargang 5/Nummer 7/The Royal Institute of British Architects
0
40468
127295
2022-08-11T18:18:22Z
Vincent Steenberg
280
nieuw
wikitext
text/x-wiki
{{Koptekst
| Titel = ‘The Royal Institute of British Architects’
| Schrijver = |Override_schrijver = een anonieme schrijver
| Vertaler = |Override_vertaler =
| Sectie =
| Vorige =
| Volgende =
| Jaar =
| Opmerkingen = Afkomstig uit ''Architectura'', jrg. 5, nr. 7 (zaterdag 13 februari 1897), p. 41. [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]].
}}
<pages index="Architectura vol 005 no 007.djvu" from="3" to="3" fromsection="theroyalinstitute" tosection="theroyalinstitute"/>
[[Categorie:Architectura]]
63gqx3wgwjdlt7n85basoayhm56w44w
Index:Ontleedkundige tafelen ... verrijkt met eenen ... bladwijzer, en aanhaalingen der plaaten van B. Eustachius (IA b22034043).pdf
106
40469
127314
2022-08-11T21:10:14Z
Kohykft
14491
Nieuwe pagina aangemaakt met ''
proofread-index
text/x-wiki
{{:MediaWiki:Proofreadpage_index_template
|Type=book
|Titel=Ontleedkundige tafelen
|Taal=nl
|Deel=
|Auteur=[[Auteur:Bartholomeus Eustachius|Eustachius]]
|Vertaler=
|Redacteur=
|Illustrator=
|Stroming=
|Jaar=1801
|Uitgever=
|Plaats=
|Key=
|ISBN=
|OCLC=
|LCCN=
|BNF_ARK=
|DBNL=
|Bron=pdf
|Afbeelding=5
|Voortgang=C
|Delen=
|Pagina's=<pagelist />
|Opmerkingen=
|Breedte=
|Css=
|Koptekst=
|Voettekst=
}}
[[Categorie:Niet proefgelezen]]
ruvs0iose974hlg9kkptby0fb88vtrl
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/Jaargang 1906/Nummer 23/Dr. P.J.H. Cuypers te Zwolle
0
40470
127316
2022-08-11T21:11:27Z
Vincent Steenberg
280
Vincent Steenberg heeft pagina [[Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/Jaargang 1906/Nummer 23/Dr. P.J.H. Cuypers te Zwolle]] hernoemd naar [[Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/1906/Nummer 23/Dr. P.J.H. Cuypers te Zwolle]]: vereenvoudiging
wikitext
text/x-wiki
#DOORVERWIJZING [[Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/1906/Nummer 23/Dr. P.J.H. Cuypers te Zwolle]]
esynm0wsr4hl3j8tqgnp9kjwdu5uga4
Pagina:Grondige Onderrichtinge in de optica, ofte perspective konste (1647).djvu/9
104
40471
127317
2022-08-11T21:21:17Z
Kohykft
14491
/* Onbewerkt */ Nieuwe pagina aangemaakt met 'VOOR-REDEN. IN dit tegenwoordigh werck , Beminde Lefer , hebbe ick defe TerfpeElïve Ronflen in't kort, ende foo duydelick voor- geftelt y als my doenlijck is geweeft ; foo dat ick niet en twijffele,oftdenOnderfoeckeren fal de felve uyt deBe-fchrij vinge, ende de Figuren daer by , feer wel konnen be-grijpen: want de Befchrijvinge met de aenwijfendc let- teren daerinnegheftelt, ende op de Figuuren wijlende , is, of het met der handt werde gewefe...
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="1" user="Kohykft" /></noinclude>VOOR-REDEN.
IN dit tegenwoordigh werck , Beminde Lefer , hebbe ick defe TerfpeElïve Ronflen in't kort, ende foo duydelick voor-
geftelt y als my doenlijck is geweeft ; foo dat ick niet en twijffele,oftdenOnderfoeckeren fal de felve uyt deBe-fchrij vinge, ende de Figuren daer by , feer wel konnen be-grijpen: want de Befchrijvinge met de aenwijfendc let-
teren daerinnegheftelt, ende op de Figuuren wijlende , is, of het met der handt werde gewefen. Derhal ven en hoeft men niet fchromigh te we-fen, om den Konft-lievenden luft dervermaeckelijcker (Perfpeftive in het werck te ftellen: want de felve is noodigh ,dienftlijck, ende profijtelijk voor alle Perfoonen , 't zy van wat ftaet ofte conditie die zijn , alfoo de felve Konfte feer verftandelick leert oordeelen, van alles wat men bynaer met der ooghe fiet, ende voor al feer noodigh, die haer in de Teecken- konfee oeffenen: defe konnen lichtelick ghetuygen , hoe nootfaeckelick
de konfte der ^erfpeftive is ^ fonder wekker kenniffe de Teecken-konfte gantfeh onvaft ende onfeecker is: daerom dient defe (als een fondament der fel ver) eerft gheweten. Mijn meeninghe en is niet den Lief-hebber met veel fubtijle ïpeculatien op te houden -> die daer luft in hebben , die onderfoecken Euclides^ Guido V r baldus , als oock lacobus !Baro^j de Vignole^ ende Samuel Marolois , welckers werck ick felfs ghemaeckt hebbe , ende in 't licht uyt-ghegeven : maer komc tot foo veel dienftige Theorie , als tot der Pra&ijcque in defen noodigh fa! wefgn, Komende dan tot mijn voor-genomen werck, fal men eerft verftaen, wat (PerfpeSlive tefeggenis, waer van den feer verftandighen Euclides fubtijlick tra&eert. Het is ( foo als den loffelicken Architect VitruVms feyt)'t gene men noemt Scenographie y dat is het opgerechte van eenige Gebouwen , Lichamen , ofte Corporen; ende in 't geheel , 't gene men met der ooge fiet, het felve met grondt-regu-len te brengen in 't verkorten , gelijck het hem naer het ooge-geficht is ver-
toonende, groot ofte kleyn, van verre ofte naby , foo alsmendatgeficht heeft ghenomen, ende in de werekinge alfoo geftelt, alseendoor-fiende ooghe-gefichts punt, welcks ooge-punt wort geftelt op den Orifon , ofte geficht-eynder (foo Steph'm hem noemt. ) Het punt van de lenghde ofte diftantie, wort op eenengelijck-zijdigen driehoeck ofte Triangel equila-trael genomen op 't kortfte ; maer naeder ftellende , foude men 't geficht aen de zijden verliefen : maer wort wel verder geftelt, gelijck de Figuren in de-fen uytwijfen.
Ende alfoo ick bevonden hebbe , dat de Lief-hebbers dickmaels ver-leghen zijn, om te noemen met konft-woorden J t ghene in defe materie wort vereyfcht ; foo hebbe ick goet geacht een Figure daer van te maken, ende te brengen voor het werck : want als ick fal fpreken van Circumfe-rentie, Diameter, Superfitie, &c. oock van Colomnen ende eenige Orna-menten der felver , ende dat men my niet en foude verftaen , foo foude den Lief- hebber eenighfins te rugghe gehouden worden 5 daerom is defe Figure noodigh, ende dan totter Konfte felve te komen, beginnende aen
A het<noinclude><references/></noinclude>
04j9kvzwfzqb42edufn7rnmd9ookc5f
127318
127317
2022-08-11T21:33:51Z
Kohykft
14491
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="1" user="Kohykft" /></noinclude>VOOR-REDEN.
IN dit tegenwoordigh werck , Beminde Lefer , hebbe ick defe TerfpeElïve Ronflen in't kort, ende foo duydelick voor-
geftelt y als my doenlijck is geweeft ; foo dat ick niet en twijffele,oftdenOnderfoeckeren fal de felve uyt deBe-fchrij vinge, ende de Figuren daer by , feer wel konnen be-grijpen: want de Befchrijvinge met de aenwijfendc let-
teren daerinnegheftelt, ende op de Figuuren wijlende , is, of het met der handt werde gewefen. Derhal ven en hoeft men niet fchromigh te we-fen, om den Konft-lievenden luft dervermaeckelijcker (Perfpeftive in het werck te ftellen: want de felve is noodigh ,dienftlijck, ende profijtelijk voor alle Perfoonen , 't zy van wat ftaet ofte conditie die zijn , alfoo de felve Konfte feer verftandelick leert oordeelen, van alles wat men bynaer met der ooghe fiet, ende voor al feer noodigh, die haer in de Teecken- konfee oeffenen: defe konnen lichtelick ghetuygen , hoe nootfaeckelick
de konfte der ^erfpeftive is ^ fonder wekker kenniffe de Teecken-konfte gantfeh onvaft ende onfeecker is: daerom dient defe (als een fondament der fel ver) eerft gheweten. Mijn meeninghe en is niet den Lief-hebber met veel fubtijle ïpeculatien op te houden -> die daer luft in hebben , die onderfoecken Euclides, Guido Ubaldus, als oock lacobus Barozzi de Vignole, ende Samuel Marolois, welckers werck ick felfs ghemaeckt hebbe , ende in 't licht uyt-ghegeven : maer komc tot foo veel dienftige Theorie , als tot der Pra&ijcque in defen noodigh fa! wefgn, Komende dan tot mijn voor-genomen werck, fal men eerft verftaen, wat (PerfpeSlive tefeggenis, waer van den feer verftandighen Euclides fubtijlick tra&eert. Het is ( foo als den loffelicken Architect VitruVms feyt)'t gene men noemt Scenographie y dat is het opgerechte van eenige Gebouwen , Lichamen , ofte Corporen; ende in 't geheel , 't gene men met der ooge fiet, het felve met grondt-regu-len te brengen in 't verkorten , gelijck het hem naer het ooge-geficht is ver-
toonende, groot ofte kleyn, van verre ofte naby , foo alsmendatgeficht heeft ghenomen, ende in de werekinge alfoo geftelt, alseendoor-fiende ooghe-gefichts punt, welcks ooge-punt wort geftelt op den Orifon , ofte geficht-eynder (foo Steph'm hem noemt. ) Het punt van de lenghde ofte diftantie, wort op eenengelijck-zijdigen driehoeck ofte Triangel equila-trael genomen op 't kortfte ; maer naeder ftellende , foude men 't geficht aen de zijden verliefen : maer wort wel verder geftelt, gelijck de Figuren in de-fen uytwijfen.
Ende alfoo ick bevonden hebbe , dat de Lief-hebbers dickmaels ver-leghen zijn, om te noemen met konft-woorden J t ghene in defe materie wort vereyfcht ; foo hebbe ick goet geacht een Figure daer van te maken, ende te brengen voor het werck : want als ick fal fpreken van Circumfe-rentie, Diameter, Superfitie, &c. oock van Colomnen ende eenige Orna-menten der felver , ende dat men my niet en foude verftaen , foo foude den Lief- hebber eenighfins te rugghe gehouden worden 5 daerom is defe Figure noodigh, ende dan totter Konfte felve te komen, beginnende aen
A het<noinclude><references/></noinclude>
5b36qn7rco5xkilm5afevof5nxnrb8y